vrijdag 28 juli 2017

Systematisch

Ik kijk verstoord naar mijn handen die op het stuur liggen. De huid trekt tegen, telkens als ik mijn vingers steviger om het stuur sluit om een bocht te nemen.
Ik heb handcrème. Natuurlijk heb ik handcrème: als doorsnee zeep al zorgt voor een droge huid, je niettemin geen handschoenen aantrekt om te poetsen, én dan ook nog eens af en toe met kunstklei werkt… dan krijg je op een gegeven moment wel door dat een tubetje handcrème in huis halen geen gek idee is.
Hebben is natuurlijk niet genoeg, je moet hem wel gebruiken. En dat was ik ook zeker van plan, vanmorgen. Alleen werd ‘doe ik straks wel even, nu geen zin in’ uiteindelijk weer eens ‘niet’.
Een beetje mopperend op mezelf rijd ik door. Nu dat vervelende trekkerige stadium is bereikt, blijft dat natuurlijk de hele dag zo’n onbenullige maar vervelende ergernis. Had ik vanmorgen niet éven de tijd kunnen nemen, zoals ik me gisteren voornam? Of eergisteren? Of misschien vóór ik last begon te krijgen, zoals een nuttig boekje over werken met klei suggereert?
Voor de zoveelste keer bedenk ik me dat ik soms toch wel wat meer orde in mijn leven kan gebruiken. Die rommelige gewoonte om dingen een beetje uit te stellen tot ze echt écht nodig zijn, of spullen te laten rondslingeren tot ik echt écht moet gaan opruimen omdat er anders geen plaats meer is om te denken, is verdraaid hardnekkig.
En dan klikt er ineens iets in mijn geheugen. Mijn handen ontspannen al een beetje.
Mijn zwemtas van eergisteren. Toen het zwembad onverwacht gesloten bleek. Die heb ik daarna rommelig en wel in de koffer van de auto laten slingeren. En wat heb ik ooit in het zijvakje gestopt? Jawel, het restje van een reistubetje handcrème. Tien minuten later sta ik, tegen de openstaande koffer geleund, opgewekt mijn handen in te smeren. Terwijl ik ze tevreden open en dichtknijp, bedenk ik me hoe grappig het eigenlijk is: rommelige neiging 1 werd opgevangen door rommelige neiging 2.
Stel nu dat ik gisteren wél meteen mijn sporttas had opgeruimd? Dan had ik mooi kunnen fluiten naar de handcrème. Je zou er bijna de conclusie aan kunnen vastknopen dat rommeligheid te prefereren is. Een soort systeem op zichzelf.

Het doet me grappig genoeg denken aan een gesprek dat ik al meer dan eens heb gevoerd, over het volgen van signalen op je levenspad: luisteren naar de taal van je lichaam, alert zijn op dingen die niet zomaar toevallig gebeuren.
‘Is dat niet vreselijk vermoeiend, de hele tijd op alles lopen letten?’ vraagt iemand dan (of toch iets in die trant).
De eerste keer moest ik heus even bijschakelen om te snappen waar die vraag vandaan kwam.
Kost dat moeite dan, gewoon zien wat er gebeurt? Je bent er toch zelf bij?
Oh wacht, nee… het gaat erom dat je moet stilstaan bij wat er gebeurt.
Maar het is toch een stuk productiever om op tijd een richtingaanwijzer te volgen, in plaats van blind door te hollen, zonder naar aanwijzers te kijken, zodat je in Brussel staat, terwijl je in Antwerpen had moeten zijn?
Oh wacht, nee… het gaat erom dat je moet leren dat een blauwe pijl betekent ‘die kant op’ en een rood stoplicht ‘even wachten’. Je moet ze eerst leren herkennen, maar na enige tijd gaat het vanzelf, in een oogopslag.
Tot ik kon zeggen: ‘Nee hoor, eens je het idee hebt leren kennen, gaat het vanzelf. Het bespaart je net een hoop verloren energie, eigenlijk.’
Maar als je halverwege dat proces bent, dan lijkt dat niet zo. Dan probeer je te leren uitmaken hoe dat zit, met die richtingaanwijzers. Je probeert ingespannen uit te vinden waar je hoofdpijnaanvallen vandaan komen, hebt daardoor wat minder aandacht en geduld voor een zeurende geliefde, snauwt ‘hou je mond, ik heb al hoofdpijn van je gekregen en die probeer ik nú op te lossen!’, krijgt ruzie, en die hoofdpijn… wordt alleen maar erger.
Heel nuttig lijkt dat dan, luisteren naar je lichaam, maar niet heus. Als je iets nieuws in je leven brengt dat goed is, zou dat dan niet problemen moeten oplossen? Zou dat niet ‘vanzelf’ moeten gaan?
Ja, enerzijds wel. Iets nieuws dat echt goed voor je is, dat voel je volgens mij meteen. Ik geloof er niet zo in dat je iets tegen je gevoel in zou moeten binnenhalen.
Wat er echter gebeurt, is dat je halverwege zit. Halverwege van het ene systeem naar het andere. Je hebt de zwemtas binnengezet, maar je neemt nog niet de tijd om ’s ochtends rustig je handen te verzorgen. Je probeert te luisteren naar je lichaam, maar neemt er nog niet de volle verantwoordelijkheid voor.
Je problemen zitten hem niet zozeer in het realiseren van het nieuwe systeem, als in het loslaten van het oude, en dat is een belangrijk verschil. Want een gewoonte loslaten kan moeilijk zijn, louter en alleen omdat het een gewoonte is. Het hoeft daar echt geen goeie gewoonte voor te zijn. Dat hebben we allemaal wel al eens meegemaakt bij het proberen afleren van iets dat we kwijt wilden, of het nu de verkeerde uitspraak van een woord was, roken, altijd ‘ja’ zeggen of het dopje niet op de tandpasta doen.

Overschakelen naar een nieuw systeem is met andere woorden niet altijd makkelijk. Als het met een beetje hobbels en schokken gepaard gaat, ben je al gauw geneigd om je plan tot verandering overboord te gooien, omdat het je leven duidelijk niet makkelijker maakt. Maar het zou kunnen voortkomen uit het feit dat je twee systemen door elkaar aan het haspelen bent… en dan gaat het erom nét wat langer vol te houden.
Maar het zou toch kunnen dat het nieuwe systeem gewoon écht slechter is? Niet werkt?
Ja, tuurlijk. Soms zijn oude systemen gewoon goéd en moet je er niet aan zitten.
Hoe weet je dan of het de moeite is om door te zetten?
Alleszins dus niet door af te wegen hoe lastig het is om het oude systeem los te laten. Oude gewoontes fluisteren altijd dat ze betrouwbaar zijn en dat alle problemen aan nieuwerwetse onzin te wijten zijn.
Laat liever doorwegen wat het nieuwe systeem je brengt op het momenten dat het oude niet in de weg loopt. Is dat de moeite? Een echte bijdrage aan, verbetering in je leven? Dan is even volhouden in het proces van loslaten enerzijds en waarmaken anderzijds een investering die de moeite is!
Zou je besluiten om maar niet te verhuizen naar een huis dat groter, lichter, fijner van sfeer en gezelliger is dan het oude… omdat het een hels karwei is om je volgepropte schuur leeg te ruimen? Als je niet verhuisde, dan hoefde dat niet, maar niemand zal dat als reden zien om zijn verhuizing af te blazen.
Ja, er komt wellicht een hoop troep boven, bij het uitruimen van de schuur. En misschien zit je ’s avonds vermoeid een splinter uit je hand te peuteren. Maar verstopt achter een oude kast heb je ook iets gevonden waar je het bestaan al lang van vergeten was… een stukje van jezelf, dat een ereplaatsje krijgt in je nieuwe, lichte thuis.