maandag 29 februari 2016

Plannen

Onlangs legde iemand me de vraag voor: hoe maak je plannen, wanneer je ernaar streeft om ‘hier en nu’ te zijn? 

We weten immers allemaal hoe belangrijk het is om ‘hier en nu’ te zijn. Je hoort het van mindfulness-addicts, pluk-de-dag-optimisten, en ook Christiane Beerlandt maakt er een belangrijk punt van in haar levensfilosofie. Iedereen heeft het inmiddels wel al een keer gehoord: je leven gaat erop vooruit als je erin slaagt stevig met je beide voeten in het ‘hier en nu’ te blijven. 

Maar wat dan met plannen maken voor de toekomst? Gewoon niet doen?

Er zijn twee soorten plannen. De ene soort plannen gaan over dingen waar je een redelijke verwachting over koestert en waarover je je ook eigenlijk helemaal niet druk maakt. Plannen op korte termijn waar niet zoveel van afhangt. Je koopt ’s ochtends een belegd broodje, omdat je ervan uitgaat dat je ’s middags wel honger zult hebben. Als je in het hier en nu van de middag toch geen honger zou hebben, tja, dan geef je het wel aan iemand anders, of je gooit het desnoods weg. Daar ga je niet vanuit – je hebt niks anders gepland om te eten, en na vier uur werken, heb je écht altijd wel honger – maar het kan. De vogeltjes wachten hoopvol af. 

Er zijn ook plannen die verder weg liggen en/of meer consequenties hebben. Je plant een backpack-vakantie voor volgend jaar omdat je je hier en nu niets heerlijkers kunt voorstellen dan een maand rondtrekken in Australië met je vrienden. Maar… als je in het hier en nu van volgend jaar toch geen zin meer zou hebben… dan heb je niet zomaar een simpel broodje op overschot. Dan heb je een dure reis geboekt die je misschien niet meer kunt annuleren, je vrienden zijn boos omdat je onbetrouwbaar blijkt en je broer die al in Australië zit, is helemaal teleurgesteld.

‘Als je jezelf een beetje kent, dan weet je toch wel of je zo’n reis wil’, denk je nu misschien nuchter. Maar je kunt best op een moment in je leven komen dat je jezelf herontdekt, of misschien wel voor de eerste keer echt goed leert kennen. Een fase waarin je er enorme behoefte aan hebt om spontaan te kunnen doen wat je voelt. Maar anderzijds vind je het misschien ook hélemaal niet prettig om anderen teleur te stellen als een plan met hen ineens niet doorgaat. Of om een smak geld verloren te laten gaan. Of om andere vervelende consequenties te moeten ondergaan van last minute iets afzeggen. Natuurlijk moet je op een gegeven moment gaan inzien dat jij niet verantwoordelijk bent voor de teleurstelling van anderen. En dat geld maar geld is, in verhouding tot je geluk. Maar soms kan zelfs het idee alleen al dat iets ‘vastligt’, zorgen voor een gevoel van onbehagen, omdat je dan immers niet meer vrij bent. Vrij om veranderlijk te zijn.

Wat dan? 

De makkelijkste oplossing is: ‘Ik plan gewoon niks meer’.

En dat kan een tijdje heel prettig voelen en goed werken. Er is niks mis met gewoon hier en nu kijken wat de opties zijn en er daar één van kiezen.

Maar op een gegeven moment, als je jezelf toch weer een beetje stabieler voelt, word je dat misschien wel weer zat. Dan begin je te denken: “Ik had vorige maand bést kaartjes voor dat concert kunnen kopen. Ik heb er nu nog net zoveel zin in als toen, maar tsja, nu is het uitverkocht. En toch vind ik het fijn, zo in het 'hier en nu' leven. Ik heb helemaal geen trek in een uitgestippeld leven, met mijn hoofd 'daar en dan'.”

Ja, hoe moet je in vredesnaam ‘hier en nu’ blijven als je ook plannen wil maken?

Het hield me even bezig, want de twee lijken eigenlijk onverenigbaar. Maar ineens dacht ik… goh, wat ironisch is deze kwestie eigenlijk.

Want: als je jezelf helemaal gek maakt met de vraag of je volgende maand of volgend jaar wel net zoveel zin in je plan gaat hebben als nu… ben je OOK niet meer ‘hier en nu’!  

Dus, elke keer dat je iets wil gaan plannen in de toekomst, kun je er maar het best gewoon op vertrouwen dat je nú wel voelt wat goed is voor je. Inclusief wat je zoal kunt plannen. En voel je je er op zich wel goed bij, maar zit je alleen met de schrik dat je je vrijheid zou verliezen, bedenk dan dit: je grijpt de toekomst niet vast, het moét niet met alle geweld, je bouwt geen gevangenis voor jezelf, nee…

Je doet een wens.

Iets wensen, is een heel fijn, positief gevoel.

Er ligt geen dwang in, er hangt geen angst aan… je ziet iets moois voor ogen en je wenst dat het werkelijkheid zou worden. En dan laat je het los. Je komt meteen terug in het hier en nu en begint met de stappen die je nu ziet om je wens werkelijkheid te laten worden. Zie je geen stappen meer, dan laat je het weer even voor wat het is. 

Zo wordt plannen maken ineens iets dat helemaal niet in tegenspraak is met vrijheid.

Het is trouwens verrassend hoe makkelijk alles dan ineens zichtbaar kan worden. Of die wens wel écht is wat goed voor je is. Of je ook in de toekomst nog blij zult zijn met je plan.

Dat geldt voor plannen, maar ook voor geplande verwezenlijkingen.

Stel je voor: je gaat op zoek naar een ruimte om een winkeltje met borduurgaren in op te starten. Dan kun je binnen de kortste keren het pand van je dromen treffen… óf de website loopt vast, je telefoon blijkt leeggelopen net op het moment dat je de makelaar wil bellen, en bovendien komt je buurvrouw ook nog eens langs met een ellenlang verhaal over kruisjessteek dat tot ver na de kantooruren duurt.

Het wordt vanzelf wel duidelijk. Sommige dingen die je graag wil plannen, horen bij een andere tijd en plaats dan waar je geluk nu ligt. Andere hebben diepe wortels die al een tijdje onzichtbaar aan het groeien waren en zijn nu klaar om boven de grond te komen… ze wachten alleen nog op de zonnestralen van een warme wens.

Dus: leef hier en nu.
Maar wees niet bang om af en toe iets te wensen.





maandag 22 februari 2016

Dweilen en uitjes

“En ik riep: ‘Ach, vlieg op trut!’ ”

Ik knik begrijpend en zet de pot aardappelen op het vuur.

Mijn vriendin N pauzeert haar verhaal, neemt nog een slokje thee en gaat daarna verder met het hakken van een ui. N komt wel vaker bij me eten. Ergens tussen twee etentjes is ze van Geëerde Gast veranderd in Knusse Keukenhulp.

Er zijn zo van die momenten dat je je vrienden eraan moet herinneren dat het niet veel zin heeft om je druk te maken over een situatie buiten je. Dat het altijd productiever en beter is om even in jezelf te kijken en te onthouden dat alles daar begint.

Dit was niet zo’n moment. N vertelde het verhaal namelijk precies om die reden.

Het verhaal begon zo. Ze wandelde over straat en kwam bij een dwarsbaan, een grote weg die ze moest oversteken. Het was rustig, dus ze kon zo het zebrapad opstappen. Vanuit de verte kwam wel een fietsster aangepeddeld aan de overkant.

N vond het vervelend dat die zou moeten afstappen voor haar. Dus ze liep het zebrapad op, maar wilde toen met een bocht om de fietsster heen lopen, zodat die gewoon haar weg kon vervolgen. Dat had helaas niet helemaal het effect dat N verwacht had. De fietsster gilde namelijk hoogst verontwaardigd over haar schouder: “Zeg, wel op het zebrapad oversteken, hé!”

Waarop N haar dus vriendelijk had aangeraden vleugeltjes te krijgen.

“En toen dacht ik dus,” gaat N verder, “dit is nu eens de perfecte illustratie van waar we het laatst over hadden. In hoe meer bochten je je wringt om het voor iemand goed te doen, hoe ontevredener die wordt.”

Het is een vreemde paradox, maar vaak gaat het echt zo. Hoe harder je je best doet, hoe minder blij iemand met je is. Je zou voor minder verzuchten: “Ondank is ’s werelds loon.” Of roepen: “Ach, vlieg op, trut.”

Waar slaat het eigenlijk op?

Logischerwijs zou je denken: als je iets goeds voor een ander doet, dan hoef je niet per se een beloning, maar je brengt tenminste wel een positieve stroming op gang. Een positieve daad zou dus een positieve uitwerking moeten hebben.

Enerzijds is het precies zo simpel.

Anderzijds kan simpel soms heel gecompliceerd zijn. Want: wat is ‘iets goeds voor een ander’? Je wil natuurlijk graag iets écht goeds voor een ander doen. Niet iets dat alleen maar goed lijkt. Iets dat waarachtig goed is voor deze persoon.

Christiane Beerlandt schrijft daarover: “Waarheidshandeling veroorzaakt steeds een gunstige energetische reactie voor jezelf zowel als voor de andere.” (De Sleutel tot Zelf-Bevrijding)

Met andere woorden, als je een waarachtig goede daad stelt, dan kan het alleen maar positief uitpakken. Dus… als iets niet gunstig uitpakt voor jou… dan ben je geen waarheidshandeling aan het verrichten. Dan is het niet goed voor jou… maar ook niet voor de ander.
 
Het is best lastig op voorhand uit te maken, lijkt het wel: je kunt immers niet zomaar in iemands hoofd en hart kijken om te weten wat echt goed voor hem is. 

En wat is echt goed? Want tijdelijk tevreden zijn, is natuurlijk nog iets anders dan echt gelukkig zijn.
 
Hoe kom je achter de waarheid? Hoe weet je wanneer je iets écht goeds voor iemand doet?

Dat weet je pas zeker wanneer je vertrekt vanop de enige waarheid waarop je echt kunt bouwen. Datgene wat je diep in jezelf voelt.

Herinner je eens de laatste keer dat je een doekje of dweil uitwrong. Stel je nu voor dat je jezelf op die manier behandelt.

Lijkt het je wat? Nee?
Geen gunstige energetische reactie?

Herinner je dan ook nog een keer: alles en iedereen is met elkaar verbonden.

Dus: hoe zou het voor wie dan ook juist kunnen zijn dat jij jezelf in duizend bochten  wringt? Dat kan niet. Zodra je merkt dat je daarmee bezig bent, weet je het: hier klopt iets niet. Er moet iets zijn waardoor wat jij met je goeie hart wil doen, net heel slecht is voor de ander. Misschien iets dat je niet rationeel kunt benoemen, iets dat je niet kunt zien of misschien niet eens kunt bevatten in het nu-moment. 

Je denkt op zo'n moment dat je de ander gaat helpen, maar eigenlijk doe je het omgekeerde. 

Als je voor een kind zijn veters blijft strikken, dan leert het dat nooit zelf. Stel dat je medelijden zou krijgen met een jongetje dat jammerend volhoudt dat hij het écht niet leuk vindt om zelf zijn veters te strikken, en dan toch maar doorgaat met het voor hem te doen… tot hij het op zijn twintigste nog niet kan... help je het jongetje daarmee?

In dit voorbeeld is het heel makkelijk aanwijsbaar waar het mis kan gaan met goedbedoelde hulp. Dat is niet altijd zo makkelijk. Daarom kun je alleen maar vertrouwen op het gevoel diep in je binnenste. ‘Voelt het goed om dit voor de ander te doen? Of niet? Wring ik me in bochten? Dan dénk ik alleen maar dat ik iets goeds voor hem doe!’

“Ja maar, ho,” zegt een stemmetje nu in het achterhoofd van elke menslievende ziel. “Dat is wel wat overdreven allemaal. Alsof ik mezelf in duizend bochten wring, elke keer als ik iets aardigs voor iemand doe?”

Daar gaat het ook niet om. Je kunt best iets aardigs doen zonder jezelf geweld aan te doen. Lekker voor iemand koken. Een uitje hakken voor de kok. Zolang jij je goed voelt terwijl je het doet, ben je niet onwaarachtig bezig, integendeel.

Maar voelt het ook écht goed voor jou? Of ben je jezelf als een dweil aan het behandelen? Vandaag wring je een beetje, morgen een beetje meer, overmorgen ben je een uitgewrongen hoopje?

Bezorgd kijk ik naar N en probeer uit te maken of ze wringsporen vertoont. Ze overhandigt me woordeloos de gehakte ui en begint energiek peterselie fijn te knippen.

“Vind je dit nog wel echt leuk?”, pols ik, terwijl ik de ui in een tweede pan strooi.

“Vlieg op trut,” zegt ze vrolijk. “Dit is het hoogtepunt van de dag.”

Oké dan. Ik draai het vuur wat lager onder pan één, zodat ik ze allebei in de gaten kan houden. Ik kijk toe hoe de uitjes zachtjes glazig worden.

Leven heeft soms iets van koken. Je moet verschillende ingrediënten in verschillende potten en pannen op elkaar afstemmen. Als alles zijn rechtmatige hoeveelheid aandacht krijgt, is het resultaat een harmonieus samenspel. Maar als je je uien verbrandt, dan kun je een hele stoofschotel verpesten met hun bitter geworden smaak, of je er nu nog vijfendertig andere perfect gestoofde ingrediënten bijgooit of niet.

Dus misschien moeten we onszelf maar gaan zien als het uitje in een stoofschotel. (In elk geval gezelliger dan als een dweil.)

Behandel jezelf met liefde, neem de tijd om te zien wat jij nodig hebt om tot je recht te komen… dan zit de basis goed. Daarna kun je liefde en aandacht aan anderen gaan besteden, maar alleen in zoverre en zolang het uitje daar niet onder lijdt. Anders is alle zorg die je aan de andere ingrediënten besteedt, compleet verloren energie. Je stoofschotel is immers al bij voorbaat gedoemd tot mislukken.

maandag 15 februari 2016

De brug van communicatie


Het is hét advies bij elk probleem tussen twee mensen. Praat erover. Communicatie is alles. 

Het is goed advies, vind ik. Er is geen kloof zo groot, of hij valt te overbruggen door al pratend op zoek te gaan naar iets gemeenschappelijks. Aan weerskanten vind je gelijkaardige punten. Daaraan kun je je brug vastmaken. Al bestaat die in het begin maar uit één touw. 

Soms stampvoet je een tijdje rond, omdat degene aan de overkant maar niet begrijpt dat jij ‘gewoon’ wil dat hij het touw vastmaakt aan de steen bij zijn voeten. En dan zie je ineens dat hij het touw al uren geleden rond een boomstam heeft geknoopt. Je gaat op zoek naar een boom aan jouw kant. Je vindt er één. Of niet, maar dan kun je tenminste duidelijk maken dat het probleem hem zit in een gebrek aan bebladerde aanwezigen aan jouw zijde.

Eens je door hebt hoe het werkt, word je er echt enthousiast over. Je wordt een bruggenbouwer. 

Sommige mensen zijn niet zo’n bruggenbouwers. Die moet je echt heel duidelijke instructies geven. “Pak het touw met twéé handen vast. Heb je daar echt niks om het aan vast te maken? Hm, oké. Zeg, zie je die keilange plank daar? Misschien kun je die gewoon over de kloof naar me toe schuiven? Ik heb hier een paar balken, schuif hem daar maar overheen!”

Dat geeft niet. Het is een beetje moeizamer, het kan een beetje langer duren, maar je komt er wel.

Veel groter is het probleem wanneer de persoon aan de andere kant geen brug wil. Of dat zegt hij toch. 

Jij: “Laten we er gewoon even over praten.”
Hij: “Nee, ik wil er niet over praten.”
Jij: “Maar… communicatie is alles!”
Hij: “Nee. Dat kan niet. En hou er nu over op of ik word boos.”
Jij: “…” (verbijsterde stilte)

En dan dringt het tot je door: er komt geen brug.


(Dat gebeurt ergens tussen het moment dat je met rustige overreding vraagt: “Echt niet, weet je het zeker? Het zou zoveel beter zijn voor ons allebei!”… en het moment dat je het moedeloos opgeeft, met zere keel van het schreeuwen naar de overkant van een kilometerbrede kloof, pijnlijke schouders en geschaafde knieën van het rondklimmen op zoek naar een beter uitgangspunt, en bloedende handen omdat je probeerde je vast te houden aan de poten van een overvliegende adelaar, die dat helemaal niet kon waarderen. Hopelijk lang voor dàt moment. Het hangt er helemaal van af hoe volhardend je bent. Ik ben bij momenten nogal volhardend.) 

Wanneer wordt volharding iets slechts? Dat je in het leven niet meteen moet opgeven, is nogal duidelijk. Anders zou je bij de eerste de beste hindernis aan de kant gaan zitten en niks meer doen. Maar waar ligt de grens? Hoe lang hou je aan, voor je je pogingen tot het bouwen van een brug staakt? 

In theorie is het heel makkelijk. Niets is toeval. Alles is met elkaar verbonden. Dus zolang niets in jou protesteert, ben je nog geen grens gepasseerd. 

In de praktijk zijn mensen complexe wezens. Ze zetten zich iets in hun hoofd en drijven zichzelf naar dat doel toe. Of ze nu eindigen met een zere keel, pijnlijke schouders, geschaafde knieën en bloedende handen of niet. Dat zal menig bergbeklimmer kunnen beamen. 

Maar vroeg of laat dringt wel tot je door dat iets een pijnlijke kwestie geworden is. Dan weet je: je bent de grens al over. Je moet een stukje terug. 

(Zere keel of niet, je hebt daar helemaal geen zin in. Je wil liever verontwaardigd naar de adelaar staan roepen dat je meer van hem had verwacht. Maar je bewaart je waardigheid.) 

Oké. Hier zitten we dan. Waardig onze wonden te likken en te beseffen dat die brug er niet gaat komen. Wat nu? 
Soms is dat besef niet zo heel erg. Als de persoon aan de overkant een vage vreemde is waar je verder niks mee te maken hebt, dan wordt die dus geen vriend. Uit zo’n ontmoeting kun je alleen maar proberen iets op te steken. De reden waarom je deze persoon fout had ingeschat.

Als de persoon aan de overkant iemand is om wie je geeft, of iemand waar je iets van nodig hebt, dan wordt het moeilijker.

Iemand om wie je veel geeft, aan de overkant van een kloof zien staan, is pijnlijk. Maar er is hoop. Je bent niet voor niets om die persoon gaan geven. Er is dus eigenlijk al een brug, zelfs al lijkt die even onbegaanbaar. Als jij niks kunt doen om die te fiksen, dan kun je alleen wachten tot de ander dat doet. In de tussentijd kun je je afvragen wat deze persoon voor je betekent. En waarom die nu even uit je leven is verdwenen. Wat gaf hij je? Kun je misschien leren dat aan jezelf te geven, zodat je deze persoon niet zozeer nódig hebt, als wel graag ziet komen? Grote kans dat de brug op dat punt weer begaanbaar wordt.

Iemand van wie je iets nodig hebt, is lastiger. De klant, die niet wil betalen. De buur die maar blijft keiharde muziek draaien, net wanneer jij je middagdutje doet. Je provider die je fijntjes aan jouw tweejaarlijkse contract houdt maar je twee weken op vier zonder internet laat zitten.

Nog lastiger wordt het wanneer je iets nodig hebt waar je echt om geeft. Dat je ex-partner jou contact met jullie kind gunt. Dat iemand je respecteert. Dat een gijzelnemer zijn gijzelaar ongedeerd vrijlaat.

Je emoties komen de boel vertroebelen en je raakt het Noorden kwijt.

Toen ik eens in zo’n situatie verzeild raakte, bleef ik maar denken: dit is een patstelling. Hoe kom ik hieruit? Hoe bouw ik een brug met iemand die er geen wil? Die elk voorzichtig beginnetje gewoon de afgrond intrapt?

(Hoe blijf ik rustig wanneer ik gek word van frustratie omdat ik het gevoel heb ter plaatse te trappelen?)

En toen kwam er toch nog communicatie op gang.

Mijn bewuste ik: “O, wat was dat daar stilletjes tussen haakjes? Frustratie, zeg je?”
Mijn kleine ikje (betrapt): “Eh… nee, hoor.”

Soms heb je helemaal geen zin in een preek van jezelf met als thema 'alles zit in jou, laat de anderen los'. Maar soms is dat precies wat je nodig hebt. En soms is het ook helemaal niet zo erg.

Bewuste ik: “Volgens mij zeggen we ergens ‘nee’ tegen onszélf.”
Ikje (koppig): “Nee hoor.”
Bewuste ik: “Ik weet zeker van wel.”
Ikje (defensief): “Nee.”
Bewuste ik: “En volgens mij staan we ook ergens stil. Dat frustreert ons.”
Ikje (mokkend): “Dat ligt niet aan mij. Hij daar aan de overkant doet alsof ik te onbelangrijk ben om mee te praten.”
Bewuste ik (streng): “Het gaat over ons, niet over de figuur aan de overkant. Willen we eigenlijk in ons hart niet al een hele tijd… Je weet wel. Dat ene plan.”
Ikje (zenuwachtig): “Dat plan is niet van belang. En gek ook, trouwens. Het gaat hier om die brug die maar niet van de grond komt.”
Bewuste ik: “Vergeet die brug toch gewoon even. We dromen er al jaren van om…”
Ikje (snel): “Nee! Dat kan niet. En hou er nu over op, of ik word boos.”
Bewuste ik (zelfvoldaan): “Zie je wel dat we ‘nee’ zeggen? Je hebt al drie keer ‘nee’ gezegd in één minuut.”
Ikje (kinderachtig): “Nietes!”
Bewuste ik: “Wie probeer jij eigenlijk voor de gek te houden?”

Als je in de spiegel stilstand ziet, dan is dat omdat je stilstaat.
Heel simpel.
Dus als je in beweging komt…

Ikje: “…” (probeert schoorvoetend een gek dansje)
Bewuste ik: “…” (klapt bemoedigend het ritme en doet mee)

Het resultaat bleek wonderlijk.

Sindsdien weet ik: ‘ja’ tegen jezelf zeggen, zet zoden aan de dijk. Genoeg om uiteindelijk vanzelf een brug te vormen. Misschien wel naar een heel andere plek. Waar je als bij toverslag vindt wat je nodig had en meer.

Alles kan. Wondertjes bestaan wanneer je ze toestaat. Zodra je dat beseft, sta je nooit meer stil.