‘Nou, halverwege de inleiding liep ik al vast’, zei mijn
vriendin N.
Ai.
Een goed boek, of het er nu één is dat je meesleept naar een andere wereld, of één dat je inzichten verschafte die je net nodig had… neemt voor mij een bijzondere plaats in. In boeken heb ik ontspanning gevonden, plezier, fascinatie, maar ook troost, herkenning, een schop onder mijn kont of verzachting. Een echt goed boek wordt een soort vriend.
En vrienden aan elkaar voorstellen, dat is een heikele kwestie. Je wil dat ze elkaar leuk vinden (en dat ze niet naar jou kijken van ‘huh, wat is er mis met jou dat jij deze persoon leuk vindt?’). Als ik een boek helemaal geweldig vind, dan wil ik het dus enerzijds lekker voor mezelf houden. Anderzijds kan ik er zo vol van zijn, dat ik het toch ook wel erg graag wil delen. Die twee verlangens leiden er samen toe dat ik pas een boek aanbeveel als ik er bijna zeker van ben dat iemand het zal kunnen smaken.
‘Goh, weet je’, zei ik verzoenend, terugdenkend aan mijn eigen kennismaking. ‘De inleiding is niet zo representatief, hoor. Die is nogal droog in vergelijking met de rest. Misschien moet je gewoon eens een hoofdstuk proberen dat je vanzelf aanspreekt?’
We hadden het over De ontembare vrouw van Clarissa Pinkola Estés. Als sprookjesliefhebber van de bovenste plank én mens die zich graag begeeft in de diepere lagen van het leven was ik meteen verkocht toen vriendin A me een poos geleden aan dit boek voorstelde. Een symbolische analyse van sprookjes, verbonden aan levensfasen en -lessen? Sign me up. Estés heeft een heerlijke, krachtige schrijfstijl. Ze mengt echter, toegegeven, het intuïtief inzichtelijke met een diepgravende, analytische aanpak die nogal veel van je aandacht kan vergen. In de inleiding weegt dat laatste nogal door.
‘Nee, nee, dat is het niet,’ zei N. ‘Ik vind het erg raar dat de schrijfster “het instinct” zo ophemelt.’
‘Echt? Doet ze dat?’
‘Ja hoor…’ Ze dacht even na en citeerde toen een stukje, waarin Estés het verlies van de aansluiting op het natuurlijke instinct als een van de grootste pijnpunten van de moderne mens beschrijft.
Oh ja. Hoe had ik dat kunnen vergeten? Dat gevoel doortrok nog wel het hele boek. ‘Goh, dat was me helemaal niet zo opgevallen’, zei ik, wat verrast.
‘Maar je bent het toch wel met me eens dat net het de bedoeling is om je instincten niét meer te volgen? Om te leven op basis van een hoger, zuiverder gevoel?’
Ja, natuurlijk was ik het daarmee eens. Het is iets waar ik al lang in geloof. In het boek De Sleutel tot Zelf-Bevrijding, dat een belangrijke plek in mijn boekenkast inneemt, is het zelfs een van de speerpunten: als mens heb je het vermogen en de taak om de instincten die je drijven, te overstijgen. Om méér te zijn dan een dier dat handelt op basis van honger, voortplantingsdrang, vlucht-of-vecht-reflexen, enzovoort.
Hoe kwam het dan dat ik zo genoten had van een boek dat het
tegengestelde leek te stellen? En me dat conflict niet eens meer kon
herinneren? Toen ik wat verder doordacht over de strekking die verder in het
boek lag, zag ik het.
‘Volgens mij,’ zei ik, ‘is dit gewoon een kwestie van woordkeuze. Als je voor jezelf elke keer dat er “instinct” staat “intuïtie” leest, dan lees je volgens mij wat ze bedoeld heeft.’
‘Hm,’ zei N sceptisch. ‘Daarmee wordt het wel iets heel anders, ja.’
Later, wanneer ik op Facebook een kreet zie passeren waar ik het een beetje moeilijk mee heb – ‘je kent een ander nooit – alleen het oordeel dat je over hem velt’ – komt deze conversatie me weer te binnen, terwijl ik overweeg of ik het ermee eens kan zijn of niet. Ik vind het op zich een mooie gedachte. Hij maakt je alert, doet je stilstaan bij je vooroordelen. Maakt je ervan bewust dat je altijd door een bepaalde bril kijkt.
Maar ben ik het er echt helemaal, honderd procent mee eens? Altijd? Hm. Dat weet ik niet.
Wat als ik deze gedachte eens toepas op die situatie met het boek?
Mijn vriendin N, die graag heeft dat iets zo rechtuit mogelijk wordt uitgedrukt, nam de schrijfster gewoon op haar woord – maar hing er daarbij wel haar eigen negatieve connotatie aan, die de schrijfster uiteraard niet kon bedoelen (Estés pleit er niet bepaald voor om de slaaf van dierlijke instincten te zijn). En zo beoordeelde ze dus de schrijfster als iemand waar ze geen aansluiting bij vond.
En ik, vanuit mijn overtuiging dat mensen die het niet met elkaar eens zijn, de helft van de tijd langs elkaar heen praten maar eigenlijk hetzelfde bedoelen… nam aan dat de schrijfster argeloos een ander woord had gekozen dan ik zelf zou doen, maar dat we het wel eens waren – en dacht er niet eens twee keer over na dat ze dat misschien wel heel bewust had gedaan. Waardoor ik de schrijfster heel makkelijk kan zien als iemand waar ik aansluiting bij vind.
Het is verdraaid goed toepasselijk, moet ik toegeven.
Het doet me denken aan de filosoof Emmanuel Levinas die ik tijdens mijn studie met enig verrast genoegen las. Levinas heeft het over de ‘Ander’, met een hoofdletter om aan te duiden dat die ander onkenbaar is – je mag niet proberen hem in jouw (belevings)wereldje in te passen, kort en héél vrij samengevat, want daarmee doe je hem tekort, maak je hem een stukje van jezelf, terwijl hij een autonoom, uniek individu is.
Ik kon het indertijd tot op zekere hoogte goed eens zijn met Levinas. Maar ergens blijft het schoentje voor mij toch wringen. Misschien verzet ik me gewoon tegen een waarheid, omdat die onaangenaam is. Dat kan. Of is er een andere verklaring?
Terwijl mijn gedachten bladeren door de boeken die mijn vrienden zijn, vinden ze ineens een mooie parallel. De schrijfster van De ontembare vrouw en de schrijfster van De Sleutel tot Zelf-Bevrijding hebben een draad, zo geen rode, dan toch een oplichtende… die heel gelijkaardig oogt. Allebei schrijven ze vanuit een gevoel van erbarmen met de wereld, én… vanuit een gevoel dat we allemaal door een spirituele maar heel reële werkelijkheid met elkaar verbonden zijn.
En dan denk ik: als er verbondenheid is… is er dan geen voelen?
En als er voelen is, kan er dan geen kennen zijn?
Wij mensen zijn het vaak genoeg oneens… en we schudden ons hoofd van ‘nee, ik begrijp niks van hem/haar’… Maar zijn we niet even vaak samen ontroerd, gegrepen, aangedaan, blij, ontzet – al is het maar over een uitzonderlijk goed boek? Dan moet er toch wel iéts in de ander zijn dat we (her)kennen.
Dát is wat ik mis in die uitspraak. De erkenning dat er iets essentieels is, in een ander mens, dat kan trillen op dezelfde vibratie als in jou. En als dat gebeurt, voel je dat zonder twijfel. Ondanks al zijn rare, mooie, lieve, vervelende, wonderbaarlijke manieren van Anders zijn… voel je op zo’n moment dat hij of zij, net als jij, een stukje Leven is. En heel even... kort of een beetje langer… kén je hem of haar... zoals je jezelf kent. Ben je klaar om bij het volgende misverstand weer wat meer moeite te doen om tot begrip te komen. En dat begrip kan ver voorbij elk oordeel reiken.
Ai.
Een goed boek, of het er nu één is dat je meesleept naar een andere wereld, of één dat je inzichten verschafte die je net nodig had… neemt voor mij een bijzondere plaats in. In boeken heb ik ontspanning gevonden, plezier, fascinatie, maar ook troost, herkenning, een schop onder mijn kont of verzachting. Een echt goed boek wordt een soort vriend.
En vrienden aan elkaar voorstellen, dat is een heikele kwestie. Je wil dat ze elkaar leuk vinden (en dat ze niet naar jou kijken van ‘huh, wat is er mis met jou dat jij deze persoon leuk vindt?’). Als ik een boek helemaal geweldig vind, dan wil ik het dus enerzijds lekker voor mezelf houden. Anderzijds kan ik er zo vol van zijn, dat ik het toch ook wel erg graag wil delen. Die twee verlangens leiden er samen toe dat ik pas een boek aanbeveel als ik er bijna zeker van ben dat iemand het zal kunnen smaken.
‘Goh, weet je’, zei ik verzoenend, terugdenkend aan mijn eigen kennismaking. ‘De inleiding is niet zo representatief, hoor. Die is nogal droog in vergelijking met de rest. Misschien moet je gewoon eens een hoofdstuk proberen dat je vanzelf aanspreekt?’
We hadden het over De ontembare vrouw van Clarissa Pinkola Estés. Als sprookjesliefhebber van de bovenste plank én mens die zich graag begeeft in de diepere lagen van het leven was ik meteen verkocht toen vriendin A me een poos geleden aan dit boek voorstelde. Een symbolische analyse van sprookjes, verbonden aan levensfasen en -lessen? Sign me up. Estés heeft een heerlijke, krachtige schrijfstijl. Ze mengt echter, toegegeven, het intuïtief inzichtelijke met een diepgravende, analytische aanpak die nogal veel van je aandacht kan vergen. In de inleiding weegt dat laatste nogal door.
‘Nee, nee, dat is het niet,’ zei N. ‘Ik vind het erg raar dat de schrijfster “het instinct” zo ophemelt.’
‘Echt? Doet ze dat?’
‘Ja hoor…’ Ze dacht even na en citeerde toen een stukje, waarin Estés het verlies van de aansluiting op het natuurlijke instinct als een van de grootste pijnpunten van de moderne mens beschrijft.
Oh ja. Hoe had ik dat kunnen vergeten? Dat gevoel doortrok nog wel het hele boek. ‘Goh, dat was me helemaal niet zo opgevallen’, zei ik, wat verrast.
‘Maar je bent het toch wel met me eens dat net het de bedoeling is om je instincten niét meer te volgen? Om te leven op basis van een hoger, zuiverder gevoel?’
Ja, natuurlijk was ik het daarmee eens. Het is iets waar ik al lang in geloof. In het boek De Sleutel tot Zelf-Bevrijding, dat een belangrijke plek in mijn boekenkast inneemt, is het zelfs een van de speerpunten: als mens heb je het vermogen en de taak om de instincten die je drijven, te overstijgen. Om méér te zijn dan een dier dat handelt op basis van honger, voortplantingsdrang, vlucht-of-vecht-reflexen, enzovoort.
Hoe kwam het dan dat ik zo genoten had van een boek dat het
tegengestelde leek te stellen? En me dat conflict niet eens meer kon
herinneren? Toen ik wat verder doordacht over de strekking die verder in het
boek lag, zag ik het. ‘Volgens mij,’ zei ik, ‘is dit gewoon een kwestie van woordkeuze. Als je voor jezelf elke keer dat er “instinct” staat “intuïtie” leest, dan lees je volgens mij wat ze bedoeld heeft.’
‘Hm,’ zei N sceptisch. ‘Daarmee wordt het wel iets heel anders, ja.’
Later, wanneer ik op Facebook een kreet zie passeren waar ik het een beetje moeilijk mee heb – ‘je kent een ander nooit – alleen het oordeel dat je over hem velt’ – komt deze conversatie me weer te binnen, terwijl ik overweeg of ik het ermee eens kan zijn of niet. Ik vind het op zich een mooie gedachte. Hij maakt je alert, doet je stilstaan bij je vooroordelen. Maakt je ervan bewust dat je altijd door een bepaalde bril kijkt.
Maar ben ik het er echt helemaal, honderd procent mee eens? Altijd? Hm. Dat weet ik niet.
Wat als ik deze gedachte eens toepas op die situatie met het boek?
Mijn vriendin N, die graag heeft dat iets zo rechtuit mogelijk wordt uitgedrukt, nam de schrijfster gewoon op haar woord – maar hing er daarbij wel haar eigen negatieve connotatie aan, die de schrijfster uiteraard niet kon bedoelen (Estés pleit er niet bepaald voor om de slaaf van dierlijke instincten te zijn). En zo beoordeelde ze dus de schrijfster als iemand waar ze geen aansluiting bij vond.
En ik, vanuit mijn overtuiging dat mensen die het niet met elkaar eens zijn, de helft van de tijd langs elkaar heen praten maar eigenlijk hetzelfde bedoelen… nam aan dat de schrijfster argeloos een ander woord had gekozen dan ik zelf zou doen, maar dat we het wel eens waren – en dacht er niet eens twee keer over na dat ze dat misschien wel heel bewust had gedaan. Waardoor ik de schrijfster heel makkelijk kan zien als iemand waar ik aansluiting bij vind.
Het is verdraaid goed toepasselijk, moet ik toegeven.
Het doet me denken aan de filosoof Emmanuel Levinas die ik tijdens mijn studie met enig verrast genoegen las. Levinas heeft het over de ‘Ander’, met een hoofdletter om aan te duiden dat die ander onkenbaar is – je mag niet proberen hem in jouw (belevings)wereldje in te passen, kort en héél vrij samengevat, want daarmee doe je hem tekort, maak je hem een stukje van jezelf, terwijl hij een autonoom, uniek individu is.
Ik kon het indertijd tot op zekere hoogte goed eens zijn met Levinas. Maar ergens blijft het schoentje voor mij toch wringen. Misschien verzet ik me gewoon tegen een waarheid, omdat die onaangenaam is. Dat kan. Of is er een andere verklaring?
Terwijl mijn gedachten bladeren door de boeken die mijn vrienden zijn, vinden ze ineens een mooie parallel. De schrijfster van De ontembare vrouw en de schrijfster van De Sleutel tot Zelf-Bevrijding hebben een draad, zo geen rode, dan toch een oplichtende… die heel gelijkaardig oogt. Allebei schrijven ze vanuit een gevoel van erbarmen met de wereld, én… vanuit een gevoel dat we allemaal door een spirituele maar heel reële werkelijkheid met elkaar verbonden zijn.
En dan denk ik: als er verbondenheid is… is er dan geen voelen?
En als er voelen is, kan er dan geen kennen zijn?
Wij mensen zijn het vaak genoeg oneens… en we schudden ons hoofd van ‘nee, ik begrijp niks van hem/haar’… Maar zijn we niet even vaak samen ontroerd, gegrepen, aangedaan, blij, ontzet – al is het maar over een uitzonderlijk goed boek? Dan moet er toch wel iéts in de ander zijn dat we (her)kennen.
Dát is wat ik mis in die uitspraak. De erkenning dat er iets essentieels is, in een ander mens, dat kan trillen op dezelfde vibratie als in jou. En als dat gebeurt, voel je dat zonder twijfel. Ondanks al zijn rare, mooie, lieve, vervelende, wonderbaarlijke manieren van Anders zijn… voel je op zo’n moment dat hij of zij, net als jij, een stukje Leven is. En heel even... kort of een beetje langer… kén je hem of haar... zoals je jezelf kent. Ben je klaar om bij het volgende misverstand weer wat meer moeite te doen om tot begrip te komen. En dat begrip kan ver voorbij elk oordeel reiken.








