Ik ging aan het denken over het gegeven ‘relativeren’ door
een recente conversatie die ik had over Het
Signalenboek. Daarin beschrijft Christiane Beerlandt de achtergrond van
gebeurtenissen op je levenspad: waarom gebeuren ze net nu, en waarom net bij
jou? En: waarom blijven sommige euvels maar bij jou terugkomen? Zelfs al
verhuis je of heb je nu een nieuwe wagen? Die teksten kunnen je tot heel mooie
en verhelderende inzichten brengen. Ze vormen ook vaak het vertrekpunt voor
interessante gesprekken.
Zo had ik dus onlangs een gesprekje met iemand over de
betekenis van het signaal ‘de afvoerleiding zit verstopt’.
“Bah, ik vind die tekst helemaal niet leuk,” zei ze
hartgrondig. “Alsof het nog niet erg genoeg is dat ik de ene na de andere
afvoerleiding moet ontstoppen, dan krijg je dat ook nog eens.”
Dat is nu niet bepaald de bedoeling van de teksten in de Signalenboeken. Idealiter lees je die,
begrijp je waarom iets je is overkomen, en kun je daarna met frisse moed weer
verder. Wat was er zo deprimerend aan die tekst, vroeg ik.
“Wel, die ene zin doet het hem. ‘Het is eigenlijk al te
laat…’ staat er ergens, ‘je hebt het te lang laten duren’. Ajakkes.”
Hm ja, toegegeven: dat is niet zo opwekkend. Maar het is als
met sommige medicijnen of remedies: soms moet er even grondig ingegrepen
worden, als je niet wil dat het verder gaat. Dus als je zo’n tekst leest
waarvan je denkt: ‘O-keeee… is het dan zo erg met mij gesteld?’… weet dan dat
die bedoeld is om je even wakker te schudden, zodat het niet escaleert vanuit
deze op zich niet onoverkomelijke situatie in het nu.
Een afvoerleiding, besefte ik ineens, is feitelijk een mooie
weerspiegeling van een heel essentieel deel van ons leven. Zoals je dingen tot
je neemt… moet je ook van tijd tot tijd dingen weer loslaten, wegspoelen. Maar
als je de verkeerde dingen in de afvoerleiding gooit… dan raakt die op den duur
verstopt, en komt er viezigheid omhoog.
“Weet je wat het is,” zei ik. “Jij hebt last van het ‘ach
ja’-syndroom.”
Het ‘ach ja’-syndroom is iets heel geniepigs. Het sluipt er
langzaam in en je hebt ook helemaal niet door dat het stilletjes best
schadelijk is.
Het manifesteert zich zo:
“Ik ben het eigenlijk niet eens met wat hier gezegd wordt,
maar ach ja, ik zal maar zwijgen.”
“Ik wou eigenlijk vanavond een rustig avondje, maar mijn
partner wil per se vrienden uitnodigen. Ach ja, ik rust wel een ander keertje.”
“Ik voel me helemaal niet zo goed bij dit plan, maar ach ja,
de hele groep wil het…”
“Ik weet dat ik hier iets aan moet doen! Ach ja, het komt
wel een keer.”
Hoeveel kleine dingetjes laat een mens niet voorbijglijden
onder het motto ‘ach ja, hoe belangrijk is dit nu helemaal’? Terwijl je met
elke ‘ach ja’ een klein beetje liegt tegen jezelf.
Het voor de hand liggende antwoord hierop is: maar je hoeft
alles toch niet meteen heel groot te maken? Je kan sommige dingen toch wel een
beetje relativeren?
Ja, dat is zo! Maar er is een levensgroot verschil tussen
relativeren en ‘ach ja’. Relativeren is een actief gebeuren, waarbij je je
leven bewust in handen neemt. Het ‘ach ja’-syndroom is net een heel passief
gebeuren waarbij je je slachtoffer van de situatie voelt.
Stel dat iemand bij jou op bezoek zou komen, maar die zegt
last minute af. Jullie hadden het al een maand geleden afgesproken. Je hebt
gekookt, een taart gebakken, een aanbod voor een uitje afgezegd… allemaal met
het oog op deze afspraak. En nu gaat het niet door. Dan kun je drie dingen doen.
1) je kunt de teleurstelling doorslikken onder het motto ‘ach ja’. Er is toch niets aan te
doen en zo belangrijk is het nu ook weer niet;
2) of je verwoordt in alle eerlijkheid je teleurstelling en dat
je je toch wel een beetje onwaardig behandeld voelt;
3) of je weet deze afzegging oprecht in een groter geheel te
zetten. Je vriend heeft het nog veel lastiger, want zijn kind is koortsig en
ziek. Jij hebt een ontspannen avondje voor de boeg. (En een hele taart.) Wie
weet had je daaraan nog meer behoefte dan aan een samenzijn met je vriend of
wat voor uitje dan ook?
In het eerste geval blijf je je slecht voelen, alleen erken
je het niet. In het tweede geval treed je in communicatie, een actieve keuze,
die je tot de derde optie kan brengen. Daarin relativeer je pas echt. Je ziet
het grote geheel en je kunt oprecht besluiten dat iets, ook al had je het graag
anders gezien, geen reden is om je slecht te voelen.
In dit voorbeeld ligt het nogal voor de hand dat je weet te
relativeren. Maar ook in andere niet-zo-voor-de-hand-liggende situaties kun je
altijd kiezen tussen ‘ach ja’ enerzijds en kordaat optreden of relativeren
anderzijds.
Laat je je verleiden tot een ‘ach ja’ waarmee je alle
teleurstelling in de afvoerpijp propt… dan zit je uiteindelijk met een kluwen dat
de boel verstopt en je met viezigheid confronteert. En dan is het dus tijd om
te beseffen dat het al veel te lang heeft geduurd met het ‘ach ja’-syndroom.
Tijd voor actief optreden! En daarna kun je je emotionele leidingen weer gaan
schoonhouden, van tijd tot tijd eens relativerend wanneer het zo te pas komt. Want ja: relativeren ís een mooie deugd. Als je hem tenminste écht beoefent.
Ach ja, laat maar gaan, laat maar doen, of: nee, toch? Nieuw leven kan maar binnenstromen als het oude leven wordt afgevoerd, blokkades worden opgeheven en energieën vrij kunnen doorstromen...
BeantwoordenVerwijderen