dinsdag 7 februari 2017

We werken aan onszelf

"Ah, L., hoe is ‘t?”, vraagt mijn moeder, die net de voordeur heeft opengetrokken.

Mijn zusje en ik zijn een jaar of 7-8 en zitten giechelend in de woonkamer achter de hoek. We fluisteren het antwoord dat L. geheid gaat geven. ‘We werken…’ En ja hoor.

“We werken aan onszelf hé,” antwoordt L. monter.

High five, goed voorspeld!

Als je 7 bent, is het een heerlijke nieuwigheid om de hebbelijkheden van mensen te zien aankomen. Daarnaast was L ook degene van wie we die specifieke frase leerden. ‘Werken aan jezelf’ bleef daarna altijd verbonden met L en haar aanpak van spiritualiteit zoals ze alles in haar leven aanpakte: energiek en zonder veel uitstelgedrag.

Pas veel later zou ik eens echt stilstaan bij dat begrip. Voor het eerst toen ik tot de jaren van wat meer verstand kwam en besefte dat het soms inderdaad hard werk bleek: proberen een betekenisvol leven voor jezelf te maken. Als kind voel je dat nog niet zo. Dan vat iemand voor je samen wat ‘keelpijn’ voor achterliggende psychologische betekenis heeft, wijst je op de concrete uitwerking daarvan, en je past dat toe. Hup. Als volwassene zit het soms wat dieper. Vergt de toepassing een beetje meer werk.

Onlangs dacht ik nog eens dat begrip ‘werken aan onszelf’ terug. Op het eerste gezicht loopt er namelijk een kloof door het spirituele landschap. Nu ja, wel meer dan één, waarschijnlijk. Maar er is er één waar ik de laatste tijd vaak naar sta te kijken. Aan de ene kant heb je voorstanders van het idee ‘als je een gelukkig en bewust levend mens wil worden, dan kost dat werk’. En aan de andere kant staat een bordje met ‘je bent perfect zoals je bent, stop met te proberen iemand anders te worden’.

Ze hebben allebei zo hun aantrekkingskracht en hun consequenties.

Reis je naar het land van ‘werk aan jezelf’, dan voel je je daar vaak toch wel vrij makkelijk thuis. Het gegeven is ons van kind af aan bekend: als je wil dat er iets gebeurt, dan moet je er energie in steken. Als je wil dat de bal aan de overkant van de kamer bij jou terechtkomt, dan zul je moeten opstaan, erheen lopen en hem halen. Of je zet een keel op, dat kan ook natuurlijk. Maar wat er ook van zij, met stilletjes zitten wachten, komt er niet veel schot in de zaak. Als je wil leren schrijven, een muziekinstrument wil leren bespelen of een bekwaam mechanicus worden, dan vragen al die dingen dat je werkt: je vertrekt vanuit je mogelijkheden maar pas door oefening, herhaling, het opdoen van inzicht in hoe het allemaal in elkaar zit… word je uiteindelijk beter dan je was.

Met spirituele groei is het net zo. Als je alleen maar van ontbijt naar werk naar avondeten naar tv naar bed holt… zonder aandacht, tijd, energie te besteden aan wat je ziel vertelt… dan komt er niet veel schot in. Veel mensen die op deze manier leven, worden vroeg of laat geconfronteerd met een gapend gevoel van leegte. Soms loopt die uit in een burn-out of wat weleens een midlifecrisis wordt genoemd. Je kunt er niet omheen. Zodra je dan begint met tijd en ruimte voor dat andere stukje van jezelf te maken, dan komt er een gevoel van opluchting. Het heeft alsnog zijn uitdagende momenten, waarop je denkt ‘volgens mij was ik hiervóór veel rustiger, leve de onwetendheid’, maar daaronder zit toch die opluchting. Je ziel voelt zich gehoord, nu je aan het werk bent gegaan. En je weet ook wel dat de turbulentie ergens heen leidt. Een beetje zoals auto of fiets leren rijden: in aanvang denk je soms ‘te voet was ik zekerder van mezelf en het was minder gedoe’. Maar je voelt ook wel dat het even doorzetten is, toewerken naar de beloning van veel meer vrijheid en gemak dan voorheen.

‘Werken aan jezelf’ is aantrekkelijk omdat de gedachte van ‘werk’ ook de gedachte van ‘loon’ oproept. Loon naar werken.

Er is ook een minder fijne consequentie aan dit gezichtspunt. Als je iemand bent die ‘zijn werk mee naar huis neemt’, die ’s avonds in bed nog ligt te piekeren over die ene taak die niet af is geraakt of tijdens zijn vakantie bereikbaar blijft omdat het anders misschien in de soep loopt… dan bestaat er een kans dat je op net dezelfde manier gaat kijken naar jezelf. Dat elke keer dat je jezelf erop betrapt dat je bezig bent met iets waar je eigenlijk mee wou stoppen – te lang blijven hangen bij materie, te veel inzitten met hoe je op anderen overkomt, iemand anders op een voetstuk zetten – dat vervolgens een Taak wordt die op je schouders ligt. Dat elke keer dat je ziek wordt, terwijl je ervan overtuigd bent dat elke ziekte een psychologische achtergrond heeft, je een beetje geïrriteerder raakt omdat je het dus kennelijk nog steeds niet ‘goed’ doet. Op den duur word je er gespannen van, en blijf je in werkmodus tot het wél lukt. Met andere woorden: continu. Waardoor het werk dat je probeert te verzetten paradoxaal genoeg alleen maar moeilijker wordt.

En dan hebben we de overkant van de kloof. ‘Je bent goed zoals je bent, alles is goed zoals het is, dat moet je alleen maar aanvaarden.’

Voor de workaholic uit het voorbeeld hier net boven ziet dat eruit als een soort vakantieland. Enerzijds lokken de zon en de strandstoel. Anderzijds klinkt er een stemmetje in zijn achterhoofd dat zegt: “Yeah, right… da’s leuk voor even, maar niemand leeft zo.”

En dan is het verbazingwekkend om de mensen te zien die dat wel doen. Ze vertrouwen op de opwellingen die in zich oprijzen. Als je ervan uitgaat dat de mens in zijn kern goed is, waarom moet je het dan verder zoeken dan dat? Volg gewoon alles wat in je opkomt. Is er iets dat je wil? Richt je erop en ga ervoor. Is er iets dat je niet wil? Doe het gewoon niet. Wil je duizend dingen tegelijk? Doe ze dan alle duizend. Wil je lekker hele dagen met materie en je uiterlijk bezig zijn? Waarom niet, ga ervoor. Die zijn er ook in je leven met een reden, en dat is niet om ze straal te negeren.  

Is er ook een minder fijne consequentie aan deze kant van de kloof? Als je zo iemand bent die het eng vindt om iets ouds weg te gooien en iets nieuws te beginnen, dan kunnen hier ook wel een paar valkuilen verborgen liggen. Als je een beetje huiverachtig ten opzichte van vernieuwing staat, dan kun je hier het gevoel krijgen dat het maar best is om geen grote sprongen te maken. Dat oude patronen hun waarde hebben bewezen, en dat het eigenlijk niet zo’n goed idee is om daaruit te proberen stappen. Dat het aan joù ligt als je ongelukkig bent, en daar ook niet zoveel aan te doen is, behalve leren om ‘toch’ maar blij te zijn met wat er nu is. Dat iets nieuws scheppen buiten je macht ligt en ook eigenlijk niet zo’n mooie wens is.

Waar ik sta ten opzichte van deze kloof?

Om eerlijk te zijn: ik heb vaker in het land van de workaholic gestaan dan in het vakantieland. En ik merk dat dat mijn blik wel kleurt. Maar steeds vaker ben ik gaan begrijpen dat deze kloof geen echte kloof is. Als je de kloof dempt, dan kun je het beste van beide werelden ervaren.

Dan kun je vertrekken vanuit het gevoel dat alles in jou goed is, zoals het is. Echt. Je bent niet slecht, je schiet niet tekort, je hoeft niet éérst werk te verzetten, om dan daarna van jezelf te kunnen houden. Je bent nu al goed genoeg. Je bent nu al prachtig, op de unieke manier waarop jij, met de kracht van je individualiteit, een stukje ‘Leven’ uitdrukt.

En eens je dat beseft, dan kun je verdergaan, op basis van de belofte dat het nóg beter kan worden, elke keer dat je een impuls voelt om iets te gaan ontwikkelen, bijleren, verkennen of net achterlaten. Want laten we wel wezen: ook die impuls is deel van wie wij zijn als mens: geboren onderzoekers, uitvinders, vernieuwers. En eens je beseft dat dit soort spontane impulsen geen energie vragen maar geven, dan wordt het pas echt leuk. Maar kun je dat niet helemaal zien… ja, soms moet je dan toch éventjes hard aan het werk: om de schutting neer te halen die je gebouwd had tussen jezelf en alle zonovergoten kleuren die het leven te bieden heeft. Dat is wel een beetje inspanning waard.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten