Voor dat slempen en doorzakken ben ik nooit zo te vinden
geweest. De optochten daarentegen waren als kind gigantisch indrukwekkend. Zo
indrukwekkend dat ik ze het liefst van veraf beschouwde. Al dat lawaai en die
mensenmenigte waren een beetje te veel van het goede. Een verkleedfeestje waar
een vriendinnetje ons mee naartoe sleepte, was een stuk leuker. Als kind met
een hoop fantasie heb je zo een heel verhaal bij elkaar als je een matroosje,
een prinsesje en een kleine Charlie Chaplin bij elkaar zet.
Om eerlijk te zijn, hou ik nog steeds van verkleedfeestjes.
Of het nu een fantasy-festival is of een thema-verjaardag, ik sta paraat om een
Schotse rok, een hula-bloemenslinger of een paar vleugeltjes boven te halen. Ik
heb vrienden die even hard staan te springen, anderen die het toegeeflijk
bekijken zolang het maar in de gepaste context van carnaval is, en ook een paar
die er helemaal niks in zien. Immers, waarom zou je iemand anders willen zijn
dan je ‘normaal’ bent? Of: waarom wil je ineens een rol spelen in plaats van
gewoon jezelf te zijn?
Je kunt niet uitleggen waarom iets leuk is. Hooguit het
gevoel dat het je geeft. En als een verkleedkostuum de ene bevrijdt en de ander
een beklemmend gevoel geeft, dan besef je hoe subjectief ervaringen zijn.
Dat ‘normaal zijn’ een beetje overschat wordt, daar zijn we
het waarschijnlijk wel over eens. Maar ben je daarnaast ook noodzakelijkerwijs
‘niet jezelf’, als je een rol speelt? Ik werd er onlangs over aan het denken
gezet.
Ik was een beetje vergeten dat carnaval eraan kwam toen we
afgelopen vrijdag mijn pasgeboren, piepkleine nichtje gingen bezoeken.
Om mijn schoonzusje niet te storen tijdens haar eerste
uurtje slaap in zo’n 36 uur wipten we eerst even bij mijn schoonouders langs.
Ze wonen midden in een van de meest enthousiaste carnavalsregio’s van
Nederland. We zagen tot ons grote amusement op straat dan ook groepjes en
groepen in de meest exotische uitdossingen: een mangameisje met roze pruik,
drie sprookjesachtige Indiërs en een paar luidruchtige Vikingen.
Wat later zaten we aan de thee en ontsprong een gesprek over
de waarde van zelf aanvoelen wat de betekenis van een symbool is. Het meanderde
van de I Tjing naar de tarot.
“Als ik zo die carnavalsuitspattingen zie, dan moet ik aan
de kaart van de Dwaas denken,” zei mijn schoonvader G peinzend.
Net als in een gewoon kaartspel heb je in de tarot 13
kaarten van 4 kleuren, al hebben ze andere namen: in plaats van klaver,
schoppen, ruiten en harten heeft een tarotspel staven, zwaarden, bekers en
pentakels. Deze groep wordt de Kleine Arcana genoemd. Daarnaast bestaat de
tarot uit de Grote Arcana: de kaarten met de plaatjes, om het maar even simpel
uit te drukken.
De Dwaas, ook wel Nar genoemd, is de eerste kaart van de
Grote Arcana. Zo op het eerste gezicht lijkt een Dwaas ook goed bij de gekte
van carnaval te passen. Maar dat was niet waar G op doelde.
“Zoals de mens begint als argeloze ziel, en dan
verschillende rollen doorloopt om levenslessen te leren, zo gooien mensen zich
in carnaval in de meest uiteenlopende rollen,” vervolgde hij.
Wat een geweldige observatie. Ik had nog een weetje in de
aanslag over de beleving van carnaval in de middeleeuwen (toen was het vooral
een feest van de omkering van gebruikelijke sociale normen – met de bedelaar of
de gek als koning), maar ik kwam er niet eens meer aan toe om dat te delen, zo
was ik ineens door dat beeld bevangen.
Het bleef in mijn achterhoofd spelen toen we wat later op
kraamvisite waren. Ik kreeg een baby in mijn armen gelegd en keek neer op het
piepkleine neusje, dichtgeknepen oogjes en een mini-duimpje waarop tevreden
gesabbeld werd. Deze kleine meid stond aan het begin van haar levensreis… welke
rollen zou zij allemaal verkiezen op zich te nemen? Brengster van
Gerechtigheid, Kluizenares of Geliefde?
Mijn schoonzusje zat er alweer dynamisch bij, klaar om haar
aandacht te verdelen over bezoek, zoon en baby en tussen de bedrijven door mee
te denken met vriendlief waar dat ene boek ook weer gebleven was. Ze bleef
bewonderenswaardig sereen onder het vooruitzicht om alle balletjes in beweging
te houden.
Nog een keer overpeinsde ik dat gegeven van de rollen die we
als mens kunnen aannemen. Moeder of dochter zijn, of partner, of ambitieuze
werknemer, of mindfull mens die zich niet te ver laat meeslepen, of glamoureuze
avondje-uit-diva-of-gentleman, of ontspannen klusser. We schakelen meestal
zonder er al te veel bij na te denken.
Dat is het leuke aan rollen: je kunt ze aanvaarden, als je
voelt dat ze je op het lijf geschreven zijn. Je kunt ze ook even uitproberen,
als je wil voelen hoe ze je ‘zitten’. Maar je kunt en mag ze ook weer afleggen.
Voor even, of voor de voorzienbare toekomst.
En dat is voor mij een van de aspecten die verkleedfeestjes
zo leuk maken. Het bevrijdende besef dat je zelf kiest in welk gewaad je je
hult. In welke rol. Door even ridder te zijn, een zwaard te zwaaien en
doortastend op te treden bij het redden van benarde onschuldigen… of een
tovenares die met een zwaai van haar stafje een draak bedwingt… kun je dat
gevoel afzetten tegen de rollen die je elke dag opneemt. Die eens evalueren.
Ben je daar nog blij mee? Besef je nog wel dat het maar rollen zijn, of ben je
de rol geworden? Is er een rol die je liever zou opnemen? Wat let je? Als je
denkt dat er omstandigheden zijn die je belemmeren, dan is het tijd om eens een
en ander om te keren in die overtuiging.
Vergeet het niet.


Geen opmerkingen:
Een reactie posten