woensdag 14 december 2016

Opkomen voor jezelf


 “Bel ze op en vraag waar ze blijven met dat antwoord,” zegt mijn zus, ongeduldig in mijn plaats.

“Goh, dat weet ik niet hoor,” antwoord ik bedenkelijk. “Ik heb ze gisteren al gemaild.”

“Wat maakt dat nu uit. Zit ze een beetje achter de vodden!”

Ik was een van die verlegen kinderen. Als kleuter verstopte ik me letterlijk achter de rokken van mijn moeder. Ruzie maakte ik niet zo gauw. Om ruzie te krijgen moet je het eerst oneens met iemand raken, en daarvoor moet je eerst duidelijk maken wat jij vindt of wil. En dat deed ik niet zo vaak. Dat wil helemaal niet zeggen dat ik geen duidelijke mening had, die had ik namelijk wel – ik liet hem alleen niet horen.

Op een gegeven moment wordt het je wel duidelijk dat je in het leven niet ver komt als je altijd maar blijft zwijgen. Het begint bij simpele dingen. Als iemand je vraagt: “Wil jij ook een koekje?” en je zegt niks, dan is de kans verdraaid groot dat je er geen krijgt. Als iemand je voorstelt: “Wil jij ook in die achtbaan?”, dan moet je ‘nee’ zeggen als je niet wil worden meegesleept en over de kop gezwierd. En als de juf vraagt: “Wie weet het antwoord op deze vraag?” moet je wel je hand opsteken als je haar wil duidelijk maken dat jij het weet.

Soms is het lastiger. Als niemand je iets vraagt, maar je een vacature ziet passeren die je op het lijf geschreven is, al is hij tien keer zo uitdagend als het werk dat je nu doet. Als iemand zegt: “Jij doet dat klusje wel even, hé, je hebt toch tijd genoeg!”

Het is veel moeilijker als je moet ingaan tegen een aanname, de stilte, of de status quo. Maar nog o zo veel belangrijker.

Het is een les die velen met mij moeten leren, als kind of pas veel later als volwassene. Vaak wordt die les welsprekend samengevat met ‘opkomen voor jezelf’. Het klinkt zo eenvoudig. Gewoon, opkomen voor jezelf. Het is alleen eenvoudig voor wie het vanzelf al doet. En zelfs dan zijn er vragen te stellen. Is het wel nodig om op te komen voor jezelf, als alles immers op je pad komt met een reden? Tot waar mag je gaan, om op te komen voor jezelf? Omdat het voor mij geen vanzelfsprekendheid was, heb ik vaak stilgestaan bij het waarom, hoe en wanneer.

Ik begon er pas vat op te krijgen, toen ik begreep dat er twee even belangrijke delen aan het proces ‘opkomen voor jezelf’ zijn. Het eerste deel is opkomen voor.

Hoe doe je dat? Een hoop associaties komen vast wel naar boven als je daarbij stilstaat:
Zeggen wat je te zeggen hebt.
Je grenzen aangeven.
Durven uitkomen voor wat je nodig hebt.
Je kwaliteiten niet wegstoppen.
Protesteren als iets niet naar je zin is.
Met de vuist op tafel slaan als je niet gehoord wordt.

Als je al die dingen nog nooit gedaan hebt, dan kan het ongelooflijk spannend zijn om ermee te beginnen. Eng zelfs. En het probleem met enge dingen doen, is dat je ze met het zweet in de handen aanvat, opgefokt door adrenaline, zodat je je hersenen er niet helemaal meer bij hebt. Je zegt niet wat je te zeggen hebt, je schreeuwt het. Je komt niet uit voor wat je nodig hebt, maar eist het op, met schrille stem.

Soms loopt dat verrassend goed af, soms ook niet zo goed. En dan is de verleiding groot om in een hoekje te gaan zitten mokken. ‘Zie je wel dat ik het niet kan.’ Of: ‘Zie je wel, opkomen voor jezelf is onzin: ofwel iets komt vanzelf op mijn pad, of niet.’

Hier komt het tweede deel van ‘opkomen voor jezelf’ om het hoekje kijken. Jezelf.

En dat brengt twee belangrijke vragen met zich mee, om te stellen vóór je begint met dat opkomen.

1. Voor wie kom ik eigenlijk op? Voor mezelf of voor iemand die naast me staat en ik respecteer, en die vindt dat ik zou moeten opkomen voor mezelf?
en
2. Hoe komt het dat het zover is gekomen dat ik moet opkomen voor mezelf?

De eerste komt vaker voor dan je zou denken. Maar opkomen voor jezelf heeft niet zoveel zin als je het alleen doet omdat iemand anders het zegt (ook al is die ander een streng stemmetje in je hoofd). Er is overtuiging voor nodig, die alleen maar uit jezelf kan komen. Wat niet wil zeggen dat iemand die overtuiging niet kan wakker maken. Maar zolang je die overtuiging niet voelt, ben je helemaal niet aan het opkomen voor jezelf. Je bent iets aan het doen omdat je vindt dat het moet. En ‘moeten’ is helemaal geen deel van de kern van jezelf.

De tweede vraag is nog belangrijker. Want het is waar: alles wat goed voor je is, komt vanzelf op je pad. Op het moment dat je met je vuist de schoteltjes op de tafel moet laten daveren, is er dus iets aan de hand. Echter, en dat is heel belangrijk: dat wil niet zeggen dat je het dan maar niet moet doen! Het wil alleen zeggen dat je beter éérst achterhaalt hoe het zover is gekomen. Vind je dat jij geen ruimte verdient? Dan is het niet gek dat anderen jouw ruimte komen inpikken. Ben je ervan overtuigd dat je geen recht van spreken hebt? Dan zal niemand naar je luisteren…

De eerste bij wie je moet opkomen voor jezelf ben je zelf.

Op het moment dat je jezelf ervan weet te verzekeren dat jouw grenzen belangrijk zijn, dat je gehoord mag worden en dat jouw kwaliteiten de moeite waard zijn… zul je dat met overtuiging kunnen overbrengen. Desnoods met de vuist op tafel, want het kost soms een beetje moeite om een scheefgegroeide situatie recht te trekken. Maar het klingelen van de schoteltjes zal vrolijker klinken, en je zult er later om kunnen lachen in plaats van mokken.

woensdag 7 december 2016

Donker



Wat is dat toch, met het donker? Nu de dagen nog steeds korter worden en de nachten blijven lengen, voelen sommigen onder ons een onbehaaglijk gevoel omhoog kruipen. Een soort bijna-depressief gevoel, een weemoedig verlangen naar de stralende kracht van de zomerzon. Het is een gemis van de warmte die is vertrokken, maar ook van de lange uren licht.

Als je je ooit eens een keer flink bang hebt laten maken door een griezelig verhaal en daarna in het donker alleen over straat moest, dan weet je het wel. Wat overdag alleen maar grappig is, wordt ’s nachts eng. De wereld is ineens een andere plek. Is dat steegje wel echt leeg, of zit er iets of iemand te wachten?

In eerdere eeuwen ontbrak ook nog het kunstlicht dat voor ons het duister doorbreekt. Mensen geloofden echt dat andere wetten de overhand kregen. Dat er ’s nachts kwalijke dampen waren die ingeademd konden worden, als je te lang over straat liep. Nog langer geleden aanbad men de zonnegod – het leek ook zo voor de hand liggend: zonder het licht en de warmte van de zon geen leven. Wat een macht is daar geconcentreerd aan de hemel…

De taal zit nog steeds bomvol met positieve associaties wanneer het op licht aankomt: een licht op iets schijnen, er gaat een lampje branden, iemand in het zonnetje zetten, licht zien aan het eind van de tunnel… Omgekeerd zijn er dingen als in het duister tasten, een donker vermoeden of een duistere figuur. Het is niet alsof iets ineens echt anders is omdat er geen licht op schijnt. Dat weten we rationeel gezien best wel. En toch lijkt het zo.

We beseffen het niet altijd zo, maar mensen zijn erg visueel ingestelde wezens. ‘Zien is geloven’ zegt men. Dus als je niets meer ziet, wat moet je dan geloven?

Je kunt altijd eens beginnen met herontdekken dat je zoveel meer bent dan alleen je ogen. Eigenlijk hebben we altijd een beetje donker bij ons. Om de zoveel tijd gaan je ogen heel even dicht en geven je een momentje duisternis: je knippert. Het houdt je ogen vochtig en gezond, maar misschien geeft het ook je hersenen heel even rust, een fractie van een seconde dat ze geen indrukken moeten verwerken. En wat doe je als iets ongelooflijk lekker smaakt, wanneer je een geur probeert thuis te brengen of op een moment dat muziek je intens treft? Je sluit zelf je ogen, om je helemaal te kunnen concentreren. Heb je ooit je ogen gesloten, terwijl iemand je vederlicht aaide? Een gevoel tien keer zo intens als wanneer je de beweging volgt.

Het donker is dus niet alleen maar negatief. Het ontbreken van het licht brengt ook iets mee. Iemand die af en toe een flinke hoofdpijn te pakken heeft, kent het ook wel: doe alle lichten uit en je voelt hoe iets in je hoofd al meteen een stuk ontspant. En het gezellige van kaarslicht schuilt in een grotere aanwezigheid van donkerte: de mantel van duisternis dekt alles toe, behalve een paar essentiële dingen.

Met andere woorden: wij die leven in een gebied waar een heel seizoen ons korte dagen van licht schenkt, met lange nachten van donker… kunnen erom treuren dat de zon zo ver staat, of we kunnen gaan ontdekken wat het donker ons toe brengt.

We hebben al vastgesteld dat het donker ons sterker laat genieten van niet-visuele dingen. Van heel lichamelijke dingen. Het aardt ons in ons hele lichaam, met alle zintuigen.

Het donker zorgt er ook voor dat wat wel door het schaarse licht beschenen wordt, sterker in het oog springt. Nu je niet zo wordt afgeleid door een overvloed die groeit en bloeit onder de opwekkende stralen van de zon… kun je eens gaan kijken wat er ergens stilletjes aan het groeien is.

De zon die ooit aanbeden werd is dan misschien geen god, maar wel een krachtig symbool. Binnenin de zon worden elementen met elkaar samengebracht, gefuseerd, en dat levert een gigantische hoeveelheid energie op: licht en warmte om ons in te koesteren. Niet voor niets hebben mensen het over ‘hun batterij opladen’ als ze een weekje zonvakantie boeken. Maar wat gebeurt er met een batterij die te vaak wordt opgeladen? Op den duur neemt ze niets meer op. Wie een voorbeeld neemt aan de zon, begrijpt dat net in het gebruik energie kan vrijkomen. Wanneer de zon buiten ons een stapje terugzet, kunnen we eens gaan kijken naar de zonnekracht in ons eigen binnenste en daar dicht tegenaan kruipen, heel rustig, heel warm, heel aards. Om te ontdekken wat er in ons leven is dat energie geeft in plaats van het te vragen. De batterij vernieuwen.

Voor mij is dat de betekenis van die lange uren duister. Ze zijn de aarde die over een zaadje is gestrooid. Als je het toelaat, zijn ze een troostende mantel om je heen. Je moét niets, behalve zijn in jezelf. De donkere uren symboliseren de potentie. Ze nodigen je uit om te voelen wat er is en te ontdekken wat nog niet is, maar zou kunnen zijn.

De zon geeft… de donkere uren nodigen uit. Ga jij erop in?

woensdag 30 november 2016

All shall be well



Een uitspraak tegenkomen die je treft, kan zo’n fijn moment zijn. Iemand die iets verwoordt wat je al lang voelde, maar nog nooit onder woorden had gebracht. Of waar je je zelfs niet helemaal bewust van was. Je wordt wakker in een omgeving die nieuw is, maar vertrouwd voelt. 

Kortgeleden kwam ik een citaat tot twee keer toe op één dag tegen, in heel andere contexten. En sindsdien blijft het af en toe door mijn hoofd spelen.

“All shall be well
And all shall be well
And all manner of thing shall be well”

Of, in mijn vrije vertaling:

“Alles komt goed
En alles zal goed zijn
En alle mogelijke dingen zullen goed zijn”

Het is een citaat uit het werk van een mystica uit de 14de eeuw, Julian of Norwich. Ik ben niet de enige die erdoor getroffen werd. T.S. Eliot was er zo van onder de indruk dat hij de regels opnam in een van zijn gedichten.

Grappig genoeg zegt mijn schoonmoeder enige tijd later vanuit het niets: “Als ik jouw blog lees dan valt het me op: uiteindelijk is het allemaal op de een of andere manier ‘goed’.” Ik schrik er eerst even van – bedoelt ze nu dat ik geen andere nuances ken, of alles toedek? Maar zo zit het ook weer niet. Ik heb gewoon de neiging om welke kwestie dan ook uiteindelijk met een positief licht te beschijnen. Kennelijk heb ik inderdaad enige verwantschap met het citaatje dat in mijn hoofd blijft rondbuitelen. Dus speel ik graag mee, en verdiep me er eens in. Wat zit er allemaal in deze zinnetjes?

Wat eerst en vooral opvalt: ze stralen een enorme troost en geruststelling uit.
Mijn geloof is niet helemaal hetzelfde als dat van Julian of Norwich. Maar toch deel ik met haar een paar essentiële overtuigingen, waaronder deze: dat er een goedaardige, enorme, omvattende scheppende kracht stroomt door alles wat leeft. En ze heeft gelijk. Als je daar echt in gelooft… dan kun je er niet omheen dat uiteindelijk alles goed zal komen. 

We worden ermee om onze oren geslagen, als kind al. Happy ends zijn maar een sprookje, hoor. In het echt gaat het niet zo. Lees maar eens een goéd jeugdboek. Dan zie je dat er ook trieste eindes zijn. 

Het gaat er maar allemaal om waar je het einde legt. En of er wel een einde is. Oké, een happy end dat bestaat uit ‘en de twee geliefden vonden elkaar’… we leren al snel dat er nog hoofdstukken daarna komen die net zo uitdagend zijn als de zoektocht die ervoor lag. Maar waarom zou het moeten eindigen met ‘en toen kregen ze ruzie, hun liefde was toch niet zo perfect’? Als je zover gekomen bent, ga dan dóór. Tot je komt bij ‘en toen leerden ze dat ze niet perfect hoefden te zijn, maar eerlijk zichzelf mochten zijn en hielden ze nog meer van elkaar’. 

Ik geloof in happy ends. Daarmee wil ik niet zeggen dat ik mijn ogen sluit voor de vervelende dingen die gebeuren. Voor de pijnlijke momenten die je beleeft in je levensverhaal. Voor de onafgemaakte wegen en de afgebroken bomen. Maar ik geloof dat er méér is. Dat de pijn getransformeerd kan worden tot een kans. Dat elke onafgemaakte weg toch een ontdekking heeft gebracht. Dat de afgebroken boom weer uit zichzelf kan ontspruiten. 

Ik ging een beetje lezen over haar, Julian of Norwich. Deze merkwaardige vrouw uit de 14de eeuw die het eerste boek heeft nagelaten dat we kennen van een vrouwelijke auteur. Ze had intrigerende gedachtes, bijvoorbeeld over zonde. Zonde, zo schreef ze, is noodzakelijk. 

Zonde is noodzakelijk? Niet meteen iets dat je van een brave katholieke vrouw zou verwachten. Maar dat zag ze zo: door de zonde komt de mens tot meer zelfkennis en zo komt hij vanzelf dichter tot God. 

Het deed me denken aan een andere uitspraak over zonde. Volgens een andere levensfilosofe, Christiane Beerlandt, is de erfzonde: de mens die het geloof in de volheid van zichzelf (zijn levende kern van goedheid, waarin een sprankeltje goddelijkheid ligt) is verloren… en twijfelt. 

Als je die twee combineert, dan kom je tot iets vreemds, een beetje paradoxaal, maar erg mooi. 

Er is maar een ding dat je echt fout kunt doen, en dat is twijfel toestaan aan de waarde van je diepste kern, je kern die verbonden is met al wat leeft, en die een ongelooflijke kracht ten goede heeft. Maar: zelfs dat is niet erg. Wees niet boos op jezelf, omdat je een keer twijfelt… omdat je in die twijfel op zoek bent gegaan naar iets om de leegte mee te vullen: materie, ambitie, een mens, een kleine of grote verslaving… Leer jezelf al doende beter kennen, keer terug tot de kern en weet: all shall be well.   

dinsdag 22 november 2016

Affirmaties, visualisaties, wensen



“Wat vind jij daar nu van?”, vroeg mijn vriendin N een poos geleden. Ze had net een artikel over affirmaties gelezen. Als je het maar vaak genoeg voor jezelf herhaalt, kun je jezelf van iets overtuigen. Of je kunt iets tot werkelijkheid denken.

“Wat vind je er zelf van?”, vroeg ik haar. N legt graag mensen op de rooster, maar soms moet je de rollen een keer omkeren. Dat houdt het interessant.

“Het klinkt mij een beetje naar ‘willen hebben’,” zei ze peinzend. “Al moet ik zeggen dat het, toen ik het een keer uitprobeerde, wel verhelderend werkte: ik voelde ineens wel duidelijk hoe ik tegenover datgene stond dat ik probeerde te affirmeren.”

Dat het niet zo verheffend is om al je energie te besteden aan het waarmaken van ‘ik zal een grote auto hebben’ of ‘ik verdien een massa geld’, dat ligt nogal voor de hand. Wanneer je jezelf verliest in het materiële, dan gaan er een heleboel andere dingen verloren. Maar is er ook iets mis met vrijheid of geluk of zelfvertrouwen willen hebben?
Verkeerd is dat niet, fout – een foute redenering – wel: Geluk kun je natuurlijk niet hebben. Als je geluk probeert vast te grijpen, waar je het vindt bij een mens of in een bezigheid of op een plek of door een ding… duikt meteen ook de angst op die je toefluistert dat je dit geluk vroeg of laat weer kunt verliezen. Vrijheid willen hebben, verandert een mensenleven in een jacht op weidse vergezichten, een worsteling tegen relaties en uiteindelijk boosheid op elke beperking. Het is iets heel anders dan gelukkig of vrij zijn.

Maanden later komt een soortgelijk onderwerp voorbij aan tafel met vrienden. De borden raken leger, maar het gesprek verdiept zich en is boeiender dan opruimen of koffie gaan zetten.

“Het werkt echt, hoor,” zegt iemand. “Als je visualiseert wat je wil, dan wordt het werkelijk. Heel veel mensen hebben dat al ervaren.”
De menselijke geest is erg sterk. Dat verbaast mij dus helemaal niet.
“Mhm, da’s waar. Maar je moet wel oppassen met wat je visualiseert. Be careful what you wish for,” zegt een tweede.
“Och, als je alleen positieve dingen visualiseert, dan kan het toch niet misgaan?”
“Ik weet niet hoor. Ze zeggen toch dat je nooit iets mag vragen dat jezelf materieel gewin oplevert?”, zegt een derde.
“Pff, waarom eigenlijk. Alsof materie per se slecht is.”
“Materieel, immaterieel,” zegt de tweede weer. “Dat is allemaal bijzaak. Het gaat erom dat je je wens zorgvuldig verwoordt.”

Oude sprookjes waarschuwen daar ook al voor. Het befaamde verhaal over de drie wensen, vertelt over een arm koppel dat drie wensen krijgt. De vrouw is zo uitgehongerd dat ze al weken droomt van een heerlijke, warme worst, dus die wenst ze onnadenkend. De man, woedend dat ze een wens aan zoiets onnozels verspild heeft, wenst dat de worst maar aan haar neus vastgeplakt zat, zodat ze haar lesje zou leren! Vervolgens krijgen ze de worst er op geen enkele manier af… behalve dan door de derde wens te gebruiken om haar weer te bevrijden.

Het probleem met wensen is dit: je doet een wens vanuit een gevoel dat er iets ontbreekt. Maar: als je er vanuit gaat dat concrete dingen en situaties op je pad komen als een weerspiegeling van je innerlijke overtuigingen… dan probeer je een heel moeilijke kloof te overbruggen wanneer je de uitkomst van die wens nu probeert te materialiseren. Je reikt naar iets dat er nu nog niet is, omdat de geschikte omstandigheden (innerlijke overtuigingen en gesteldheid) er nog helemaal niet zijn. Hoe specifieker en groter de wens, hoe lastiger en groter de kloof. Zoiets als een boom proberen te planten voor je voor een gezonde voedingsbodem hebt gezorgd in een tuin die nu nog betegeld is.

Voor mij is een goede visualisatie een wens waarbij je wel vertrekt vanuit een verlangen, een visioen van iets dat je graag werkelijkheid zou willen zien worden… maar tegelijk openstaat voor elke stap daarnaartoe. Het opruimen van tegels, het loswoelen van de aarde, water oppompen. Dan sta je tegelijk ook open voor het plotse besef dat je geen boom wil, maar een paar struiken, omdat je anders helemaal geen licht meer krijgt in je huis.

Een vriendin omschreef het een keer zo: “Altijd wanneer ik mediteer, dan vraag ik om het beste. Het beste voor mij op dit moment.” En ze had een punt. Ons onderbewuste zelf weet wel wat er op dit moment goed voor is. Dat hoeven we niet af te dwingen met technieken en mechanismen.

Toch zijn specifieke wensen en verlangens deel van datgene wat ons tot individuen maakt. En ik ben er een groot voorstander voor om elke wens die je maar wil toe te laten. Of dat nu gaat om meer vrijheid, zelfvertrouwen of zelfs een groter huis waarin je je fijner zou voelen dan je huidige, claustrofobische woonplek. Waarom zou je grenzen stellen aan dromen,waarin je nieuwe mogelijkheden ontsluit? Geloven dat ze kunnen waar worden, geeft ze kracht. Zolang je maar weet dat ze niet moeten waar worden op de precieze manier en in de exacte vorm die je ratio nu bedacht heeft. Als je je ratio echt nuttig wil inzetten, dan kun je dat doen door je wensen eens van liefdevol te onderzoeken.

Wil je per se een boom? Oké, waarom niet! Maar: waar gaat het eigenlijk over? Je verlangen naar meer groen? Of wil je de buurman de loef afsteken omdat hij ook een boom heeft? Wanneer je goed kijkt naar je verlangen naar meer groen, besef je misschien dat je al veel te lang geen boswandeling meer hebt gemaakt. Wanneer je kijkt naar je ergerlijk snoeverige buurman besef je misschien dat je zelf ook verloren bent gelopen in ambitie. Dat je het vredige gevoel mist van niets-doen, behalve liggen in de schaduw van een vriendelijke boom. Of misschien wil je heel gewoon een boom om zijn bomigheid. 

Graaf naar de kern van je wens. En kijk, het begin om hem te laten uitkomen, zal daar fonkelen.