Stel je even
voor: je logeert bij een verre neef en je hebt zonet een kopje op de grond laten
vallen. Klengeleng, duizend stukken. De voor de hand liggende volgende stappen zijn: raap de grote stukken op,
waarschuw iedereen die binnenkomt dat er nog scherven op de grond liggen, ga op
zoek naar een veegborstel, bied je excuses aan en vind uit hoe erg het kopje
gemist gaat worden.
Of je doet het
gewoon zo: je ziet de scherven op de grond liggen. Je gedachten schieten naar
je eigen lievelingskopje. Help, wat zou je je slecht voelen als dat kapot was,
ook al is er een scherfje af. Je hebt het
immers al vijftien jaar. Al sinds je eerste date met je huidige partner, die
het speciaal voor jou kocht van de tearoom waar jullie drie uur lang zaten te
praten en kopjes thee te drinken. Oh jee. Wat als dit kopje even belangrijk is
voor je neef (vast wel, het stond zo hoog in de kast!)? Of héél erg duur (vast
wel, dat porselein is zo dun!)? Of erg zeldzaam (je hebt nooit eerder een kopje
met ruitjesmotief gezien!)? Van pure paniek trap je zelf in de scherven en zit
je nu ook nog eens met een kapotte sok én een bloedende voet.
Je denkt waarschijnlijk:
‘Zo gewoon klinkt die tweede optie
niet!’ Maar zodra het niet meer om kopjes gaat, maar iets waar jij echt belang
aan hecht, is er een grote kans dat je ooit wel eens precies hetzelfde hebt
gedaan. Het ‘hier en nu’ verlaten, waardoor alles alleen maar erger werd.
Ik heb het de
voorbije twee weken gehad over de uitdaging om in het ‘hier en nu’ te blijven,
terwijl toekomst en verleden lokken. Tijd om eens in te gaan op de vraag:
waarom?
Ja, waarom
zouden we daar eigenlijk ons best voor doen?
Als je in de
tandartsstoel zit te wachten tot de boor er ingaat, dan is het toch zinniger om
je gedachten even los te maken van hier en nu? Het kan er toch alleen maar op
verbeteren als je je gedachten daarvan losmaakt? Mijmeren over een lentedag in
de vrije natuur, in plaats van je te concentreren op een klinisch witte jas en het
metalig glanzen van instrumenten…
Het lijkt een
goed idee, maar in de praktijk kan het nogal tegenvallen. Als je je gedachten
op wandel stuurt vanuit een gevoel van angst of bezorgdheid, heb je namelijk
grote kans dat ze een verkeerde afslag nemen. Ze komen niet aan op de picknick
die je had gepland in een zonovergoten fantasie-veldje, maar zitten ineens
gillend in een horroraflevering van Wat Er Allemaal Kan Misgaan Met Zo’n Boor
(en Hoe Groot Hij Is). Niet zo’n verbetering. Maar laten we er toch even vanuit
gaan dat je een sterke verbeelding en een flinke dosis wilskracht hebt. Je
blaast krachtig op een fluitje, dirigeert je gedachten – gestoken in identieke
uniformpjes – in marsorder naar de fantasie-wei waar ze zullen picknicken, of ze willen of niet. En zingen ook.
Meerstemmig. En het lukt! Gehoorzaam marcheren ze voort. De vogeltjes fluiten mee met hun lied en het tafereel kon niet zorgelozer lijken.
Missie geslaagd?
Niet helemaal.
Er is namelijk nog steeds iemand die, met het fluitje in de hand, zich bezorgd
afvraagt hoe het inmiddels thuis is. Je kunt een deel van jezelf voor de gek
houden, maar nooit je hele Ik. Dus hoe vervelend het ook lijkt, het is veel
zinvoller om éérst tot rust en vertrouwen te komen in het ‘hier en nu’, en dán
pas je gedachten te richten. Want om de hele tijd in het oog te houden wat er
rond de stoel gebeurt, heeft inderdaad niet zoveel zin. Jij bent immers niet
degene die de boor moet hanteren, dat is de tandarts. Maar laat je je gedachten
vol vertrouwen de vrije loop, dan struikelen ze misschien
wel vanzelf over een verborgen schat.
Ook als jij
degene bent met de boor – of het gebroken kopje – in de hand, functioneer je
veel vanzelfsprekender wanneer je dat doet met jezelf in het ‘hier en nu’
geconcentreerd. Dan handel je op basis van de realiteit. Als je te ver in de
toekomst of het verleden zit met je hoofd, kun je nooit bepalen wat er nú moet
gebeuren… omdat je de werkelijkheid van het nu eenvoudigweg niet ziet. Dat zie
je in uitvergrote vorm bij iemand die met een trauma of fobie zit. Vanop een
keukentrapje kan iemand met extreme hoogtevrees de grond beneden hem zien als
twintig meter ver. De voor de hand liggende oplossing – stap simpelweg weer
naar beneden – is ondenkbaar. Die oplossing is alleen zichtbaar wanneer je wel
in het ‘hier en nu’ bent en dus ziet dat de afstand tot de grond een halve
meter is. Elke keer dat je een probleem benadert vanuit het verleden of de
toekomst, doe je eigenlijk iets soortgelijks: je bent bezig met een probleem dat niet bestáát, maar dat je zelf hebt ontworpen of op zijn minst bijgekleurd en aangepast.
Het voorgaande vormt
een uitstekende reden om in het ‘hier en nu’ te leven. Maar de
allerbelangrijkste reden waarom dat zo cruciaal is, komt nu. Genieten van het
heden doe je met dubbele kracht, wanneer je je er helemaal aan overgeeft. Een
taartje is niet half zo lekker als je met een hap in je mond zit te tobben over
iets onaangenaams wat je vriendin gisteren zei. Ook niet als je zit te dromen
over je niet-aanwezige geliefde, trouwens, want dan kan dat hele taartje je niet
meer schelen. Fijne momenten zijn dubbel zo fijn wanneer je je hele Ik erop
kunt concentreren. En dat is belangrijk!
Het doel van
leven is immers gelukkig zijn… en elke keer dat je een gelukkig moment helemaal
doorvoelt, kom je dichterbij dat doel. Door de positieve keuze voor genieten en
geluk straal je iets krachtigs uit, dat meer vreugdevolle momenten naar je toe
trekt. Dat op zich is de allerbeste reden om af en toe eens aandachtig om je
heen te kijken, en je af te vragen: ‘Waar ben ik? Wat doe ik? Waarvoor kan ik
op dit moment allemaal dankbaar zijn?’ (Misschien wel om een gebroken zeldzaam
kopje, dat je een uitstekend excuus geeft om wat vroeger te vertrekken van bij
een enorme zeurpiet van een neef.) Vind je niet één reden tot dankbaarheid en
genieten? Dan is het hoog tijd om in actie te komen en iets te veranderen! Is
er ook maar één ding waar je blij om kunt zijn? Dan heb je een beginnetje om op
verder te bouwen. Nu-moment na nu-moment. Van hier tot in een zonovergoten wei.


Geen opmerkingen:
Een reactie posten