maandag 28 maart 2016

Wolken voor de zon

“Rot-signaal.”

Geef maar toe. Als je ook maar enigszins bekommerd bent om signalen op je levenspad, dan heb je dat ook al een keer gedacht.

Ooit was je sceptisch. Niets is toeval? Helemaal niéts? Maar geleidelijk aan ging je steeds duidelijker voelen dat het waar was: ofwel is alles toeval, ofwel niets. En dat het leven geen leeg en zielloos gebeuren is, dat wist je wel zeker. Dus op een gegeven moment stopte je met rond de pot draaien en accepteerde je de werkelijkheid.

Of misschien was het voor jou een evidentie. Je las het of hoorde het ergens en dacht: natuurlijk, dat wist ik altijd al. Zijn er dan echt mensen die denken dat het anders is?

Vroeg of laat leer je dan het gegeven ‘signalen op je pad’ kennen. Dingen die gebeuren en zo opvallend zijn dat ze er niet zomaar kunnen zijn. Ze hebben iets te betekenen, houden een boodschap voor je in, dat voel je gewoon. Of het nu gaat om iemand die op je stoep staat op het moment dat je ergens heen wil, vijf lampen op rij die springen of je auto die het ene na het andere probleem heeft. Die dingen gebeuren niet zomaar toevallig net nú.

Aanvankelijk ben je enthousiast. De wereld die zo groot en soms onbegrijpelijk leek, blijkt vol richtingaanwijzers, die je alleen maar hoeft te volgen. Makkelijk toch? Daar kun je alleen maar blij mee zijn. Hoe kun je nu bezwaar hebben tegen nog een extra richtingaanwijzer? Het kan er alleen maar duidelijker op worden. Toch?

Hm ja. Toch kom je vroeg of laat op dat punt dat je gefrustreerd verzucht: “Man, had ik gisteren een rot-signaal…”

Dat punt doet zich niet voor op een moment dat je even niet weet welke kant je uit moet. Op die momenten ben je inderdaad dolblij met een richtingaanwijzer en die volg je dan ook welgemoed. Blij dat er weer wat duidelijkheid is gekomen. Er zijn echter ook signalen die er ineens zijn als een donderslag bij een heldere hemel.

Misschien was je net energiek je tuinmeubilair aan het schrobben, zodat het voorjaarsklaar zou zijn, je was wapperend in de wind. Of schudde je argeloos een zakje koekjes leeg in een kommetje voor het bezoek dat je verwachtte. Pakte je de fiets om er eens fijn op uit te gaan.

En toen verschenen de wolkjes voor de zon. Razendsnel en inktzwart, zodat je kletsnat naar binnen moest rennen. Met lede ogen aanzag je hoe je schone was loodzwaar van de regen werd en bovenop je ene nog groene tuinstoel viel. De hond besloot dat dit een vijandelijke aanval was, uit zijn hok schoot en je mooiste laken aan stukken scheurde. Of misschien bestond het wolkje uit een schimmelig koekje dat je over het hoofd had gezien en nu nét datgene was dat eruit werd gepikt door de ultra-nette dame bij wie je een huurcontract probeerde los te peuteren. Of uit een hobbel in de weg die je te laat opmerkte, zodat je fiets onderuit ging en jij dus ook, waarbij je ook nog eens je broek scheurde.

En als deze drie situaties zich ook nog eens binnen drie dagen voordoen… dan denk je bij de derde: “Laat me gewoon met ruuuust!” En misschien ook wel: “Verdraaid, wat doe ik nu weer verkeerd?”

Hier hebben we één van de valkuilen voor wie tracht te leven met een open oog voor signalen. Dat hoeft niet per se het gevolg te zijn van zo’n dramatische opeenvolging, trouwens. Zo’n gevoel van ‘ik heb er geen zin meer in’ of ‘oh nee, wat is er nu weer’ kan er ook langzaam maar zeker insluipen. Het is echter altijd het sterkst aanwezig wanneer een signaal zich voordoet op het moment dat je je tevreden koestert in een zonnetje van tevredenheid: alles loopt zoals jij het wil. Behalve dit rot-signaal dus. De vervelende wolk die dat heerlijk warme zonlicht bij je weghoudt.

Bevind je jezelf op zo’n punt, dan is het tijd om even terug te keren tot de kern van de zaak. Waar komen signalen vandaan? Uit jou. Zeker, die lamp of regenbui of lekke band is iets dat zich buiten je bevindt. Maar jij als mens bent degene die deze voorvallen betekenis geeft. Ze krijgen hun signaalwaarde doordat ze zich voordoen in synchroniciteit met iets in jou.

En dan is het heel belangrijk om te beseffen: signalen zijn geen straf. Ook niet wanneer ze iets onderbreken of verpesten waar je net zo’n plezier in had. Ze zijn een weerspiegeling.

Komt er vanuit het niets een wolkje voor de zon?

Dan drijven er al langer wolkjes voor de zon in jouw binnenste. Daar speelt zich iets af dat je ongeveer zo zou kunnen omschrijven…

Een leeuw ligt in de zonnestralen te soezen. Hij is tevreden, het is warm, hij hoeft niets te doen, daarnet heeft hij zijn buik volgegeten… wat is er nog meer? Hij slaapt in de warmte van de zon, maar vergeet zijn ogen open te doen en te kijken. Als hij dat zou doen, dan zou hij beseffen dat een paar meter verderop de tralies van zijn kooi beginnen. De kooi waarin hij zichzelf heeft gestopt. Hij besefte misschien niet eens dat het een kooi wás, toen hij erin stapte. Tot een vervelend rot-signaal hem door de tralies heen pijnlijk kwam prikken. Hij brult boos en gooit zich tegen de tralies, of hij kermt en kruipt achteruit. Geen van beide levert iets op: de tralies zijn sterk en ze bevinden zich aan alle kanten.

Als mens kunnen we op zo’n moment wel iets gebruiken van de insteek van een heel ander beest. Heb je ooit oog in oog met een geit gestaan? Geiten zijn niet zo gevaarlijk en ook niet zo knuffelbaar (oké, behalve van die wollige jonkies dan) als leeuwen. Maar als je in hun gelige ogen met horizontale pupillen kijkt, dan krijg je welhaast het gevoel dat je oog in oog met een buitenaardse intelligentie staat. De geit kijkt je aan met een soort onverstoorbare vastberadenheid. Ze heeft geen klauwen, maar prutst binnen de kortste keren een hek open. Ze heeft niet de soepele tred van een leeuw, maar geef haar één obstakel aan de rand van de prikkeldraad die haar binnenhoudt en ze lanceert zich vanop deze springplank richting de vrijheid.

Signalen ‘vanuit het niets’ zijn er om ons te wijzen op onverkende gebieden. Op barrières die we voor onszelf opwerpen. Op het beperkende van ‘tevredenheid’. Wolkjes voor de zon buiten je, dwingen je naar de zon binnenin je te kijken: geef je die de kans steeds sterker te stralen? Of mag ze maar af en toe een beetje, op zondag van twee tot zes?



Geen opmerkingen:

Een reactie posten