“Phoe,” zegt mijn schoonmoeder. “In je volgende blog kun je
misschien schrijven over hoeveel spullen een mens in de loop der tijd
verzamelt.”
We kijken even om ons heen. Verhuizen brengt een heel eigen
soort georganiseerde chaos met zich mee. De kamer staat vol met kartonnen
dozen. In een hoek wordt een boekenkast leeggeladen. Een lange tafel is bezaaid
met grote, kleine en miniatuur-vaasjes die allemaal uit één ondiepe kast wisten
op te duiken.
“Op den duur weet een mens van de helft niet eens meer dat
hij het heeft,” zegt mijn schoonzus energiek. “Ik heb het zelf liever
overzichtelijk, dus ik doe af en toe gewoon weg wat ik niet gebruik. Schept
ruimte in je hoofd.” Ze werpt een veelbetekenende blik op haar moeder.
Die laat het niet aan haar hart komen en kijkt peinzend naar
de collectie. Ze heeft al behoorlijk wat afgevoerd naar de Kringwinkel, maar is
toch weer onder de indruk van de waterval aan glaswerk. Ze pakt twee vaasjes op
en vergelijkt ze. “Toch zijn ze heel anders,” zegt ze, een ervan omhoog houdend.
“Kijk, dit vaasje is perfect om één mooi bloemetje in te zetten. En hierin
passen er een paar met lange stelen.” Verder heeft niemand onder ons zo’n overvloed aan bloemen in
de tuin als mijn schoonmoeder. Of zo’n talent op gebied van bloemschikken. Dus
we knikken, rollen beide vaasjes in vloeipapier en schikken ze in een
doos.
Er schuilt wel iets opwekkends in de dynamiek van spullen uitzoeken.
Een verhuis is een mooie gelegenheid om eens te zien wat je eigenlijk allemaal
hebt verzameld. Op zo’n scharnierpunt tussen oud en nieuw krijg je een soort
stoot energie. Om terug te kijken naar de momenten waarop je dit of dat item
hebt toegevoegd aan de inventaris, om alles eens tegen het licht van het nu te
houden. Soms denk je: goh, waar zat ik eigenlijk met mijn hoofd? En soms denk
je: wauw, ik was vergeten dat ik zoiets moois had en dat ik daar nog steeds zo
blij mee ben.
Eigenlijk zou je af en toe eens naar je huis moeten kijken
met het idee ‘wat als ik zou gaan verhuizen’. Dat schept inderdaad ruimte, in
je huis en in je hoofd. En over ruimte in je hoofd gesproken… Terwijl we zo
verder staan in te pakken, word ik herinnerd aan een gesprek dat ik onlangs met
N had.
We hadden het over een wat bizar boek dat ik kort tevoren
had gelezen, met nogal aparte theorieën over hoe je het best in nauw contact
met de natuur kunt leven. De gedachte was mooi, de uitwerking nogal vreemd en
bij tijd en wijle een staaltje van gigantisch hokjesdenken. N dan weer had een
artikel gelezen over een auteur die zijn geschriften beschouwde als iets dat
hij vooral voor zichzelf schreef. Hij werd er vrolijk van en anderen mochten
mee genieten.
“En verder?”, vroeg ik. “Was je het eens met zijn ideeën?
Werd jij er vrolijk van?”
“Goh,” zei N. “Eigenlijk was er niks nieuws aan. Hij had het
erover dat mensen het zichzelf vaak zo moeilijk maken.”
We lachten. Ja, dat kenden we wel.
“Maar toch,” zei ze. “Het was wel verhelderend om het eens
in andere termen te lezen. En jij met je rare boek, waarom heb je het eigenlijk
uitgelezen?”
Ik dacht er even over na. “Ik geef het niet graag halverwege
op”, zei ik, nadenkend. Maar er was toch nog iets anders, waar ik de vinger
niet echt op kon leggen.
Terwijl de boekenkast en de glaswerkkast leegraken en de
dozen zich vullen met een creatieve schikking waardoor zo min mogelijk ruimte
overblijft, overweeg ik het nog eens. Raar genoeg had het boek zijn eigen
verhelderende functie. En ineens heb ik het te pakken. Het is iets dat me
gebeurt telkens wanneer ik een boek lees en er een passage is waaraan ik me
erger. Hier gebeurde het gewoon erg vaak achter elkaar. Zo had ik minder de
neiging om het met de mantel der liefde te bedekken en snel door te lezen naar
de stukken die me wel degelijk aanspraken.
Elke keer dat ik me ergerde, ging ik eens nadenken wat me
ergerde. En zo moest ik telkens even overwegen wat ik er dan zelf van vond. Het
voelde als het leegruimen van mijn hoofd. Overtuigingen en ideeën bekijken,
sommige daarvan al twintig jaar oud. Kijken of ik nog wel wist dat ik ze had.
Kijken of ik ze nog wel nodig had. Kijken of ik ze nog wel wilde.
Ik leg liever een boek weg met het gevoel dat ik iets heb
opgestoken. Met het resultaat dat ik één van mijn oude ideeën de deur heb
kunnen uitdoen. Of misschien met als resultaat dat een van mijn bestaande
overtuigingen een nieuwe uitwerking heeft gekregen. Maar dit keer had ik al
mijn eigen ideeën bovengehaald, afgestoft, afgespoeld en daarna gewoon weer op
hun plaats gezet. Het had op zijn eigen manier iets heel verfrissends.
Dus ik kan het iedereen aanraden. Lees af en toe eens een
boek dat je normaal niet zou lezen. Of begin eens een gesprek met iemand
waarvan je al weet dat die er heel anders tegenaan kijkt dan jij. Ruim de kast
van je overtuigingen eens leeg. Zelfs al zet je nadien alles weer terug, dan
doe je dat in de hernieuwde weet van alles wat erin staat. Met het prettige
vertrouwen dat alles bruikbaar is en actueel.


Geen opmerkingen:
Een reactie posten