“Ik hoef eigenlijk niet op de kalender te kijken,” zegt mijn
vriendin N. “Als ik zie dat jij en je zus in actie schieten, dan kan ik er
donder op zeggen dat de herfst in het land is.”
Tja, wat kan ik zeggen? Ik hou van de herfst. Van de winter
ook. Hoe fijn het ook is om in de zomer over land en strand te zwerven, zodra
het buiten kouder wordt, begint er iets dynamisch en creatiefs te kriebelen.
Toen we tien waren, zaten mijn zus en ik in die koude seizoenen samen aan de
keukentafel te knutselen. Kaartjes, poppetjes van klei, kransen. Tegenwoordig
knutselen we aan workshops, een boek of een voorstelling, maar het gevoel is
precies hetzelfde.
Niet iedereen reageert met evenveel enthousiasme op de komst
van de herfst. Toen op een paar dagen tijd een aantal mensen dezelfde, sombere
verzuchting hadden geslaakt ‘ja, alles goed hoor, alleen tja, de zomer is
voorbij hé’, begon ik me eens af te vragen wat de herfst nu eigenlijk precies
voor mij betekent.
En het moet gezegd, bij de eerste herfstdagen, degene die
als druppeltjes op de hete plaat van de nazomerdagen vallen, heb ik vaak heel
even een dubbel gevoel.
Als ik er nader naar kijk, dan blijkt de minder prettige
kant ervan neer te komen op: oh,
verdraaid, de zomervakantie is bijna gedaan, straks moeten we weer naar school.
Oftewel: hoe diep een bepaald ritme in je onderbewustzijn kan zinken
terwijl het al lang niet meer aan de orde is! Wanneer ik mezelf er eenmaal aan
herinnerd heb dat ik niet langer onderhevig ben aan de rinkelende schoolbel,
blijft alleen de prettige kant van het gevoel over. Oh yes, nieuwe leerboeken. (Er waren ook leuke kanten aan school.)
En: oh yes, gezelligheid en creatieve
dingen doen terwijl het buiten waait en regent.
Zoals voor een schoolkind de herfst het eind van de vakantie
aankondigt en het begin van de schooltijd, is er voor ons allemaal wel zo’n
soort scharnierpunt. Wanneer de eerste koude dagen komen, begin je je af te
vragen wat je nog wou doen voor de zomer afgelopen was. Nog één keer naar het
strand? Het tuinhuis verven? Aardbeien eten? En je begint uit te kijken naar
wat er straks komt. Is er hout voor de kachel? Past je winterjas nog?
De herfst is als een station. Je ziet de meest uiteenlopende
figuren naar hun trein rennen, slenteren of sjokken. In een hoek staat een
violist te fiedelen. Je moet iemand ontwijken die op onzekere voeten rondzwalkt
na een feestje van gisteren. Kinderen jengelen, geliefden hervinden elkaar en
in een stalletje verkoopt iemand warme noten. In een afbladderend hokje zit een
stille figuur in een stoffen jas zijn pijp te stoppen.
Het overgangsseizoen herfst is fascinerend, een beetje
onrustwekkend, beweeglijk. Bomen die maanden groen zijn geweest, zien er ineens
helemaal anders uit. Sommige takken zwieren hun blaadjes allemaal tegelijk de
wind in, andere houden nog vast aan het rood en oranje. Zo reageren onze
emoties ook. De zomer is geweest, de winter is nog niet. We weten wel dat de
winter komt, rationeel gezien. Maar hij is er niet, hier en nu. Dus: hoe zeker weten we het eigenlijk echt?
De onrust van een verhuizing: het oude huis is bijna leeg,
en je slaapt nog een keer tussen de dozen. Het nieuwe is er straks pas.
Een beetje onrust hoeft niet erg te zijn. Het doet ons
weleens goed als de gevestigde orde opgeschud wordt.
Halloween – na de reis naar Amerika sinds kort terug in het
Europese thuisland – is daar naar mijn gevoel een soort illustratie van.
Natuurlijk, je kunt het zien als het feest van het lugubere. Van de monsters
die in de schaduwen zitten. En als je daar lol in hebt, waarom niet, dan
griezel je je een keer lekker te pletter. Maar als je kijkt naar de opgewekt
wippende punten van hoeden en de lachend rondrennende kinderen, verkleed als
spookjes… is er dan niet ook iets anders te zien in dit feest?
De herfst blaast oude bladeren weg, zodat er licht in de
donkere hoekjes kan vallen. En ineens zien we dat de enge heks een wijze vrouw
is. Dat het achtpotige beest een fijn kunstwerk heeft gesponnen. Dat het griezelig
grijnzende monster een lichtje in zijn binnenste heeft dat hem vriendelijk,
warm en verwelkomend maakt. Niets symboliseert voor mij zozeer de flair van de
herfst als die pompoenen die overal opduiken. Ze vliegen in de soep, lenen zich
tot taart en koekjes, zitten op drempels en schudden kleurenliefhebbers die het
groen misten weer helemaal wakker. En Halloween tovert ze om tot lantaarns,
gloeiend in het vroeg vallende donker.
De herfst brengt onrust en blijheid, omdat we weten dat we straks
naar binnen gaan keren. We kunnen niet meer rekenen op de zon die ons verwarmt.
Er is een lichtje dat we binnenin onszelf moeten ontsteken. Er zijn geen groene
bladeren meer, als een rustige, altijd aanwezige constante, maar gierende
winden die wegblazen wat niet meer echt leeft in ons leven. Je kunt je
daartegen verzetten. Omdat verandering altijd een beetje onrustig is. Omdat het
een uitdaging is, als je krachten worden aangesproken, en je misschien niet
zeker weet of je daar wel klaar voor bent. Of je kunt het aanvaarden, met open
armen, en zien hoeveel ruimte er zo wordt vrijgemaakt. Voor het nieuwe dat in
je binnenste vonkt.


Geen opmerkingen:
Een reactie posten