woensdag 26 oktober 2016

Station herfst



“Ik hoef eigenlijk niet op de kalender te kijken,” zegt mijn vriendin N. “Als ik zie dat jij en je zus in actie schieten, dan kan ik er donder op zeggen dat de herfst in het land is.”

Tja, wat kan ik zeggen? Ik hou van de herfst. Van de winter ook. Hoe fijn het ook is om in de zomer over land en strand te zwerven, zodra het buiten kouder wordt, begint er iets dynamisch en creatiefs te kriebelen. Toen we tien waren, zaten mijn zus en ik in die koude seizoenen samen aan de keukentafel te knutselen. Kaartjes, poppetjes van klei, kransen. Tegenwoordig knutselen we aan workshops, een boek of een voorstelling, maar het gevoel is precies hetzelfde.

Niet iedereen reageert met evenveel enthousiasme op de komst van de herfst. Toen op een paar dagen tijd een aantal mensen dezelfde, sombere verzuchting hadden geslaakt ‘ja, alles goed hoor, alleen tja, de zomer is voorbij hé’, begon ik me eens af te vragen wat de herfst nu eigenlijk precies voor mij betekent.

En het moet gezegd, bij de eerste herfstdagen, degene die als druppeltjes op de hete plaat van de nazomerdagen vallen, heb ik vaak heel even een dubbel gevoel.

Als ik er nader naar kijk, dan blijkt de minder prettige kant ervan neer te komen op: oh, verdraaid, de zomervakantie is bijna gedaan, straks moeten we weer naar school. Oftewel: hoe diep een bepaald ritme in je onderbewustzijn kan zinken terwijl het al lang niet meer aan de orde is! Wanneer ik mezelf er eenmaal aan herinnerd heb dat ik niet langer onderhevig ben aan de rinkelende schoolbel, blijft alleen de prettige kant van het gevoel over. Oh yes, nieuwe leerboeken. (Er waren ook leuke kanten aan school.) En: oh yes, gezelligheid en creatieve dingen doen terwijl het buiten waait en regent.

Zoals voor een schoolkind de herfst het eind van de vakantie aankondigt en het begin van de schooltijd, is er voor ons allemaal wel zo’n soort scharnierpunt. Wanneer de eerste koude dagen komen, begin je je af te vragen wat je nog wou doen voor de zomer afgelopen was. Nog één keer naar het strand? Het tuinhuis verven? Aardbeien eten? En je begint uit te kijken naar wat er straks komt. Is er hout voor de kachel? Past je winterjas nog?

De herfst is als een station. Je ziet de meest uiteenlopende figuren naar hun trein rennen, slenteren of sjokken. In een hoek staat een violist te fiedelen. Je moet iemand ontwijken die op onzekere voeten rondzwalkt na een feestje van gisteren. Kinderen jengelen, geliefden hervinden elkaar en in een stalletje verkoopt iemand warme noten. In een afbladderend hokje zit een stille figuur in een stoffen jas zijn pijp te stoppen.

Het overgangsseizoen herfst is fascinerend, een beetje onrustwekkend, beweeglijk. Bomen die maanden groen zijn geweest, zien er ineens helemaal anders uit. Sommige takken zwieren hun blaadjes allemaal tegelijk de wind in, andere houden nog vast aan het rood en oranje. Zo reageren onze emoties ook. De zomer is geweest, de winter is nog niet. We weten wel dat de winter komt, rationeel gezien. Maar hij is er niet, hier en nu. Dus: hoe zeker weten we het eigenlijk echt?

De onrust van een verhuizing: het oude huis is bijna leeg, en je slaapt nog een keer tussen de dozen. Het nieuwe is er straks pas.

Een beetje onrust hoeft niet erg te zijn. Het doet ons weleens goed als de gevestigde orde opgeschud wordt.

Halloween – na de reis naar Amerika sinds kort terug in het Europese thuisland – is daar naar mijn gevoel een soort illustratie van. Natuurlijk, je kunt het zien als het feest van het lugubere. Van de monsters die in de schaduwen zitten. En als je daar lol in hebt, waarom niet, dan griezel je je een keer lekker te pletter. Maar als je kijkt naar de opgewekt wippende punten van hoeden en de lachend rondrennende kinderen, verkleed als spookjes… is er dan niet ook iets anders te zien in dit feest?

De herfst blaast oude bladeren weg, zodat er licht in de donkere hoekjes kan vallen. En ineens zien we dat de enge heks een wijze vrouw is. Dat het achtpotige beest een fijn kunstwerk heeft gesponnen. Dat het griezelig grijnzende monster een lichtje in zijn binnenste heeft dat hem vriendelijk, warm en verwelkomend maakt. Niets symboliseert voor mij zozeer de flair van de herfst als die pompoenen die overal opduiken. Ze vliegen in de soep, lenen zich tot taart en koekjes, zitten op drempels en schudden kleurenliefhebbers die het groen misten weer helemaal wakker. En Halloween tovert ze om tot lantaarns, gloeiend in het vroeg vallende donker.

De herfst brengt onrust en blijheid, omdat we weten dat we straks naar binnen gaan keren. We kunnen niet meer rekenen op de zon die ons verwarmt. Er is een lichtje dat we binnenin onszelf moeten ontsteken. Er zijn geen groene bladeren meer, als een rustige, altijd aanwezige constante, maar gierende winden die wegblazen wat niet meer echt leeft in ons leven. Je kunt je daartegen verzetten. Omdat verandering altijd een beetje onrustig is. Omdat het een uitdaging is, als je krachten worden aangesproken, en je misschien niet zeker weet of je daar wel klaar voor bent. Of je kunt het aanvaarden, met open armen, en zien hoeveel ruimte er zo wordt vrijgemaakt. Voor het nieuwe dat in je binnenste vonkt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten