maandag 7 november 2016

Herkenning en vreemdheid

Sommige inzichten zijn achteraf voor de hand liggend en daar doe je niet moeilijk over. Je catalogeert ze dankbaar in je bibliotheek van opgedane ervaring en wijsheid. Andere bevatten een schijnbare tegenstelling waar je even over moet nadenken alvorens die tevreden een plekje te kunnen geven.

Een paar jaar geleden had ik er zo een:
‘Hoe meer je je met iemand vereenzelvigt, hoe minder goed je hem/haar aanvoelt.’

Het klinkt een beetje contra-intuïtief. Als je een kind wil leren om empathisch te reageren, dan zeggen we: ‘Beeld je eens in dat jij het bent die ze duwen en zijn speelgoed afpakken. Zou jij dat leuk vinden?’ Als volwassenen doen we het nog steeds. We verplaatsen ons in een ander en kunnen ons op die manier voorstellen hoe het is om in zijn schoenen te staan. Het is een handig hulpmiddel. Behulpzaam bij het vinden van troostende woorden. Of bij het rustig blijven als iemand die normaal altijd vriendelijk is, je ineens afsnauwt. Je vraagt je af wat jij zou willen horen. Waarom jij vanuit het niets zou exploderen. Het zorgt er ook voor dat we kunnen genieten van een boek of een film, omdat we ons in de plaats van het hoofdpersonage kunnen stellen.

Dus: wat is er mis met dit plaatje? Niks. Het heeft alleen, zo begreep ik ineens, duidelijke beperkingen.

Het begin van de redenering – leef je in, om empathisch met een ander mens te kunnen omgaan – houdt steek. Je maakt een connectie met iemand. Je stelt je open voor wat hij op dit moment moet voelen. Die stap is vanzelfsprekend zinvol: als je je voor iemand afsluit, dan is het nogal moeilijk om aan te voelen wat er zich in hem afspeelt.

Meteen daarna, en deze stap is meestal niet van de vorige te onderscheiden, begin je in je binnenste onbewust naar vergelijkingsmateriaal te zoeken. Als iemand bekent zich eenzaam te voelen, dan geef je dat woord betekenis door elk gevoel van verlatenheid dat je hebt gekend. Als je verdriet ziet in de ander, dan grijp je terug op de droefenis die jij hebt gekend. Dit is een heel natuurlijk proces, bijna instinctief. Iemand intens zien huilen kan je eigen tranen doen toeschieten, zelfs al ben jij niet verdrietig om het onderwerp van zijn droefenis.

Tot zover zorgt inleving, jezelf in de plaats van de ander stellen, alleen maar voor positieve dingen. Je voelt mee, je voelt je geneigd te helpen, en je hebt ook een idee hoe je die hulp moet bieden. We zijn allemaal mensen en we hebben dus een hoop gemeen. Emoties en gevoelens zijn vaak wel vergelijkbaar. Je kunt vrij veilig gokken dat, aangezien jij de neiging had om degene die de splinter uit je vinger peuterde een klap te geven, iemand anders met pijn ook niet écht boos is op degene die hem probeert te helpen.

Het probleem, of liever: de beperking van dit proces, zit hem in de derde stap. Je hebt niet altijd de bedoeling om die te zetten, maar je zet hem vaak toch wel, en gevoelige mensen het snelst. In stap 3 ben je zo bezig met de ander, met wat er in hem omgaat, dat je je als het ware uit jezelf laat trekken. Het kan al in een heel simpele conversatie gebeuren, maar hoe meer het gesprek je raakt, hoe sneller het gebeurt. Of dat nu is omdat het onderwerp zelf je na aan het hart ligt, je sterke gevoelens hebt voor je gesprekspartner, of hij in een moment van grote nood zit. Eén stapje voorbij het moment van het vergelijkingsmateriaal begin je je te vereenzelvigen met de ander.

Je hebt het niet altijd in de gaten, zeker niet meteen. Deze stap sluit immers ook alweer zo naadloos aan bij de vorige.

Je kunt je het proces visueel voorstellen als je denkt aan mensen als kleurvlekken. Die hebben allemaal twee dingen gemeen. Ten eerste zijn ze allemaal vlekken – ze hebben geen vaste onwrikbare randen, zijn beweeglijk, kunnen groeien of krimpen maar hebben een zekere minimum omvang, want een vlek is geen stipje. En ten tweede hebben ze gemeen dat ze een kleur hebben – hoe subtiel de kleur ook is, een kleurvlek heeft inherent kleur. Daarnaast zijn er ook verschillen. Kleurvlekken kunnen vele vormen hebben. En er is een heel palet aan kleuren en kleurencombinaties dat ze kunnen hebben.

Als een rode en een blauwe vlek elkaar treffen, dan krijgen ze dus een gevoel van herkenning, maar ook van vreemdheid.

Als Rood een poging wil doen om Blauw te begrijpen, dan stelt hij zich open (stap 1). Hij laat een druppeltje blauw binnen en zoekt (stap 2) binnen zijn rode zelf naar iets vergelijkbaars: met dezelfde intensiteit, dezelfde vorm, omvang of pastelgradatie. Als de twee druppels over elkaar schuiven, dan wordt er, als je er vanboven naar kijkt, een stukje paars gevormd. Rood begrijpt Blauw op dit moment, er is een connectie.

Als de druppel rood en de druppel blauw zich volledig met elkaar vermengen (het begin van stap 3) zodat er één grote paarse druppel ontstaat, dan begrijpt Rood Blauw nog beter. Toch? Door iets van de ander te integreren in onszelf, kunnen we een beetje groeien, onze tinten een beetje verrijken. Onze wereld wordt een beetje groter, en dus ons begripsvermogen ook.

Ja… en nee.

Als stap 3 uit de hand begint te lopen, doordat Rood steeds meer blauw in zich laat binnensijpelen, het opslokt en zijn eigen kleur vergeet, tot hij bijna helemaal paars is geworden… dan gebeurt er iets raars. Rood ziet Blauw niet meer als blauw. Alles lijkt paars, en paars, zo redeneert hij vanzelf, is gewoon een soort rood. Of: rood is gewoon een soort paars, en misschien is paars eigenlijk een soort blauw?

Dit is de plek waarop het aanvoelen gigantisch kan scheeflopen. Woorden van troost missen hun doel, een welgemeend compliment komt over als kritiek, je goedbedoelde raad maakt alles erger of je wordt gigantisch door iemand bedonderd. Omdat je het onderscheid tussen jezelf en de ander bent vergeten en in de vereenzelviging de vergelijking té ver hebt doorgetrokken.

Echt aanvoelen heeft iets van liefhebben. Je houdt van een ander omdat je aanvoelt dat jullie iets gemeen hebben, iets wezenlijks. Een vorm, een intensiteit, een trilling. Misschien alle drie. Maar je houdt ook van de ander net omdat je aanvoelt dat er iets anders dan jijzelf, iets unieks aan deze persoon is.

Blauw en Rood, als ze een of andere langdurige relatie aanknopen, zullen een groter stuk paars tussen hen in creëren. Waar ze hun kleuren over elkaar heen hebben geschoven, ontstaat iets nieuws, iets prachtigs. Soms mengen ze misschien een aantal druppels en laten die dan los als een nieuw, zelfstandig iets: Paars. Een baby, een project, een schepping. In beide gevallen zal het paars des te mooier en puurder zijn, als Blauw nooit vergeet hoe belangrijk het is dat zijn blauw ook echt blauw is, en af en toe eens onderzoekt hoeveel hemelsblauw, pauwblauw of koningsblauw hij tot uitdrukking wil brengen. Zodat hij een even intense bijdrage kan leveren als het hartebloedrood, magenta of diep bordeaux dat Rood in de mix gooit.

Om een ander goed aan te voelen, heb je die twee ervaringen nodig: van herkenning en van vreemdheid. De beste manier om iemand aan te voelen, zodat je hem kunt helpen of inschatten of een vruchtbaar gesprek met hem kunt hebben, is om voor hem open te staan zonder in hem op te gaan. Lijkt dat vreemd afstandelijk? Denk dan eens aan het moment waarop je als kind ooit enthousiast besloot om alle kleuren met elkaar te mengen tot een kleur die alles zou omvatten. Helaas. Het resultaat was bruine smurrie. Iets heel anders dan de regenboog waarmee je begon...


Geen opmerkingen:

Een reactie posten