‘Hoe meer je je met
iemand vereenzelvigt, hoe minder goed je hem/haar aanvoelt.’
Het klinkt een beetje contra-intuïtief. Als je een kind wil
leren om empathisch te reageren, dan zeggen we: ‘Beeld je eens in dat jij het
bent die ze duwen en zijn speelgoed afpakken. Zou jij dat leuk vinden?’ Als
volwassenen doen we het nog steeds. We verplaatsen ons in een ander en kunnen
ons op die manier voorstellen hoe het is om in zijn schoenen te staan. Het is
een handig hulpmiddel. Behulpzaam bij het vinden van troostende woorden. Of bij
het rustig blijven als iemand die normaal altijd vriendelijk is, je ineens
afsnauwt. Je vraagt je af wat jij zou willen horen. Waarom jij vanuit het niets
zou exploderen. Het zorgt er ook voor dat we kunnen genieten van een boek of
een film, omdat we ons in de plaats van het hoofdpersonage kunnen stellen.
Dus: wat is er mis met dit plaatje? Niks. Het heeft alleen,
zo begreep ik ineens, duidelijke beperkingen.
Het begin van de redenering – leef je in, om empathisch met
een ander mens te kunnen omgaan – houdt steek. Je maakt een connectie met
iemand. Je stelt je open voor wat hij op dit moment moet voelen. Die stap is
vanzelfsprekend zinvol: als je je voor iemand afsluit, dan is het nogal moeilijk
om aan te voelen wat er zich in hem afspeelt.
Meteen daarna, en deze stap is meestal niet van de vorige te
onderscheiden, begin je in je binnenste onbewust naar vergelijkingsmateriaal te
zoeken. Als iemand bekent zich eenzaam te voelen, dan geef je dat woord
betekenis door elk gevoel van verlatenheid dat je hebt gekend. Als je verdriet
ziet in de ander, dan grijp je terug op de droefenis die jij hebt gekend. Dit
is een heel natuurlijk proces, bijna instinctief. Iemand intens zien huilen kan
je eigen tranen doen toeschieten, zelfs al ben jij niet verdrietig om het
onderwerp van zijn droefenis.
Tot zover zorgt inleving, jezelf in de plaats van de ander
stellen, alleen maar voor positieve dingen. Je voelt mee, je voelt je geneigd
te helpen, en je hebt ook een idee hoe je die hulp moet bieden. We zijn
allemaal mensen en we hebben dus een hoop gemeen. Emoties en gevoelens zijn
vaak wel vergelijkbaar. Je kunt vrij veilig gokken dat, aangezien jij de
neiging had om degene die de splinter uit je vinger peuterde een klap te geven,
iemand anders met pijn ook niet écht boos is op degene die hem probeert te
helpen.
Het probleem, of liever: de beperking van dit proces, zit
hem in de derde stap. Je hebt niet altijd de bedoeling om die te zetten, maar je
zet hem vaak toch wel, en gevoelige mensen het snelst. In stap 3 ben je zo bezig
met de ander, met wat er in hem omgaat, dat je je als het ware uit jezelf laat
trekken. Het kan al in een heel simpele conversatie gebeuren, maar hoe meer het
gesprek je raakt, hoe sneller het gebeurt. Of dat nu is omdat het onderwerp
zelf je na aan het hart ligt, je sterke gevoelens hebt voor je gesprekspartner,
of hij in een moment van grote nood zit. Eén stapje voorbij het moment van het
vergelijkingsmateriaal begin je je te vereenzelvigen met de ander.
Je hebt het niet altijd in de gaten, zeker niet meteen. Deze
stap sluit immers ook alweer zo naadloos aan bij de vorige.
Je kunt je het proces visueel voorstellen als je denkt aan
mensen als kleurvlekken. Die hebben allemaal twee dingen gemeen. Ten eerste
zijn ze allemaal vlekken – ze hebben geen vaste onwrikbare randen, zijn beweeglijk,
kunnen groeien of krimpen maar hebben een zekere minimum omvang, want een vlek
is geen stipje. En ten tweede hebben ze gemeen dat ze een kleur hebben – hoe
subtiel de kleur ook is, een kleurvlek heeft inherent kleur. Daarnaast zijn er
ook verschillen. Kleurvlekken kunnen vele vormen hebben. En er is een heel
palet aan kleuren en kleurencombinaties dat ze kunnen hebben.
Als een rode en een blauwe vlek elkaar treffen, dan krijgen
ze dus een gevoel van herkenning, maar ook van vreemdheid.
Als Rood een poging wil doen om Blauw te begrijpen, dan
stelt hij zich open (stap 1). Hij laat een druppeltje blauw binnen en zoekt (stap
2) binnen zijn rode zelf naar iets vergelijkbaars: met dezelfde intensiteit,
dezelfde vorm, omvang of pastelgradatie. Als de twee druppels over elkaar
schuiven, dan wordt er, als je er vanboven naar kijkt, een stukje paars
gevormd. Rood begrijpt Blauw op dit moment, er is een connectie.
Als de druppel rood en de druppel blauw zich volledig met
elkaar vermengen (het begin van stap 3) zodat er één grote paarse druppel ontstaat,
dan begrijpt Rood Blauw nog beter. Toch? Door iets van de ander te integreren
in onszelf, kunnen we een beetje groeien, onze tinten een beetje verrijken.
Onze wereld wordt een beetje groter, en dus ons begripsvermogen ook.
Ja… en nee.
Als stap 3 uit de hand begint te lopen, doordat Rood steeds
meer blauw in zich laat binnensijpelen, het opslokt en zijn eigen kleur
vergeet, tot hij bijna helemaal paars is geworden… dan gebeurt er iets raars.
Rood ziet Blauw niet meer als blauw. Alles lijkt paars, en paars, zo redeneert
hij vanzelf, is gewoon een soort rood. Of: rood is gewoon een soort paars, en
misschien is paars eigenlijk een soort blauw?
Dit is de plek waarop het aanvoelen gigantisch kan scheeflopen.
Woorden van troost missen hun doel, een welgemeend compliment komt over als
kritiek, je goedbedoelde raad maakt alles erger of je wordt gigantisch door
iemand bedonderd. Omdat je het onderscheid tussen jezelf en de ander bent
vergeten en in de vereenzelviging de vergelijking té ver hebt doorgetrokken.
Echt aanvoelen heeft iets van liefhebben. Je houdt van een
ander omdat je aanvoelt dat jullie iets gemeen hebben, iets wezenlijks. Een
vorm, een intensiteit, een trilling. Misschien alle drie. Maar je houdt ook van
de ander net omdat je aanvoelt dat er iets anders dan jijzelf, iets unieks aan
deze persoon is.
Blauw en Rood, als ze een of andere langdurige relatie
aanknopen, zullen een groter stuk paars tussen hen in creëren. Waar ze hun
kleuren over elkaar heen hebben geschoven, ontstaat iets nieuws, iets
prachtigs. Soms mengen ze misschien een aantal druppels en laten die dan los
als een nieuw, zelfstandig iets: Paars. Een baby, een project, een schepping. In
beide gevallen zal het paars des te mooier en puurder zijn, als Blauw nooit
vergeet hoe belangrijk het is dat zijn blauw ook echt blauw is, en af en toe
eens onderzoekt hoeveel hemelsblauw, pauwblauw of koningsblauw hij tot
uitdrukking wil brengen. Zodat hij een even intense bijdrage kan leveren als
het hartebloedrood, magenta of diep bordeaux dat Rood in de mix gooit.
Om een ander goed aan te voelen, heb je die twee ervaringen
nodig: van herkenning en van vreemdheid. De beste manier om iemand aan te
voelen, zodat je hem kunt helpen of inschatten of een vruchtbaar gesprek met
hem kunt hebben, is om voor hem open te staan zonder in hem op te gaan. Lijkt
dat vreemd afstandelijk? Denk dan eens aan het moment waarop je als kind ooit
enthousiast besloot om alle kleuren met elkaar te mengen tot een kleur die
alles zou omvatten. Helaas. Het resultaat was bruine smurrie. Iets heel anders
dan de regenboog waarmee je begon...



Geen opmerkingen:
Een reactie posten